!!;
i / '
i . i ■ :i,|
i U * i ■'
72
van Maastricht, pl. 2, of XOVI (14), een ontstoken fak-
kel in de rechter hand. Links van haar een engel met
samengevonwen handen, die hidt, en rechts (aan hare linker
zijde) de duivel, die haar met een blaasbalg kwelt
{acjace, zegt P e r r e a h , Revue 1858, p. 414). Beneden,
links, een vijfpuntige ster, en rechts, onder een gekroonde
korte Wevers spoel, Sr — VIE VA.
Keerzijde: Onder een kroon en omgeven door takken:
J oannes | So e t e r s 17 — 68. *
A"an dezen Genoveva- of Linnenwevers penning bezit de
heer D hm o h lin nog een, geheel van den zoo even beschreven
en door ons in afbeelding medegedeelden penning, on-
derscheiden exemplaar.
B) Voorzijde: Onder een krans leest men: S. Gtenoveea.
Daar beneden een krul, een Weversspoel en 1710.
Keerzijde: Tusschen twee samengevlochten takken (boven
en beneden) en twee bloemen (links en rechts) L udo-
v ic v s I G e l o v d ie I 1738. Rood koper, gegraveerd, groot
(30). Zie Maastricht pl. 2. of XCVI (15).
14. Vleeschhoimersgild. Dit gild was zeer in aanzien
door den rijkdom van een gedeelte der leden, verkregen
' In de penning- en muntverzameling van den heer D üm o u l in , afkomstig
van een afstammeling van Linnenwevers, die zelf ook nog dit beroep uit-
oefent, zoodat de toekenning van P e k r e a u , Reme 1858, p. 414 van dezen
penning aan de Gewantmakers [Laken- of Wol/ewevers gedaan), ook om andere
redenon, (bij de bescbrijving van hun penning op te |oven,) eeno
vergissing is , zijnde de attributie juist omgekeord.
door het monopolie van het verkoopen van vleesch in
Maastricht en door het initiatief, dat het gewoonlijk bij
politieke bewegingen nam. Zoo protesteerden zij in 1567
met kracht tegen het verbod, aan de hervormden gedaan,
om hun eeredienst in Maastricht uit te oefenen. ln het
belang der openbare gezondheid en der goede orde, ston-
den zij onder strenge bepalingen, maar waren zoo twist-
ziek en rap ter tonge met scheldwoorden in hun hal en
slachtplaats, dat de regeering van Maastricht (den 16
April 1626) het onophoudelijk straffen daarvan aan het
gild overliet. Hun gildepenning is ons niet voorgekomen,
want de door P e r r e a u {Revue 1847, p. 354 pl. XVI n° 10,
zie den hoven in onzen tekst n° 10) omschreven penning,
is van de Witmakers. P e r r e a u kende dien in 1858,
p. 476, aan de Leurders {Looiers) toe. '
15. Leurders (Looiers). Zij hadden het monopolie van
het verkoopen van alle soorten van leder in zoo verre,
dat vreemd leder, per stuk, niet dan tegen een verhooging
van 10 stuivers mocht ingevoerd worden. Twee malen in
iedere week gingen de experts in de groote en kleine
Looierstraat (oudtijds in de voorstad van Maastricht) = rond,
> P e rre a ü 1847, p. 355 en R enesse B reid b ach n» 35308 dwaalden geheel
en a l, toen zij t. a. p. den penning der Kleermakers van ’s Gravenliage,
met het omschrift: Gehroeders van S Jan (zie ’s Gravenhage) aan de Maas-
triohtsche Leurders toekenden.
- SüRiNGAR t. a. p. blz. 37 maakt gewag van de looierijen aan het rivier-
tje de Jeker, de Leurders- of Looiersgraclit, de beide Leurders- of Looiers-
straten en van de ten tijde van B ach iene, Predikant te Maastricht (begin
%