waaronder 1707. Tusschen twee cirkels, als omschrift:
Jan Berents Froon H off Olderman.
Keerzijde: Een ossekop en face, daaronder 29.
Omschrift: Als boven,
Aldert Tomas. Jan de Jonge Hovelingen.
Geel koper, gegraveerd, doorboord (groot 24). Zie Groningen,
pl. 1 of CXXX (5).
Ook in deVerz. H e s s e l i n k , met E l e e is X i e h o f , a l s
OLDERMAN j R i CKERT K o ENES ] J a KOB B r OCKSMIT | ALS
HOVELING [ 1772 en op de
Voorzijde: het gildenummer 28.
Ook doorboord, met dezelfde inscriptie op de Keerzijde,
maar ten slotte; in d e r t y t [ 1772. (Prov. Yerzameling
te Groningen.)
Er bestond ook een 8,ch.om'iaak%V8-knechtengild, waarvan
de gildepenning ons niet is voorgekomen.
13. Wiel-, Stoel- en Houtdraaiers. Hun wapenschild vertoont
een gebogen passer die een biljardbal vasthoudt;
daaronder een stoel met spaken en een spinnewiel. (F e it h
n° 13.). Dit spinnewiel komt bijzonder uit op den volgen-
den, geel koperen, gegravmerden penning (groot 28), die
in 1873 te Haulerwijk is gevonden en nu in de Prov.
verzameling te Groningen is. (Gron., pl. 1 of CXXX (6.)
Voorzijde: Een rechts gewend spinnewiel, daar boven
een kroon.
Omschrift: * Gerryt Pytiers ■ Snaerke ■ Anno 1679.
Keerzijde.- Een rechte en een gebogen passer ter wederzijden
van een kruislings over elkander geplaatste holboor
en schaafmes. '
14. Wantscheerders of Lakenbereiders. Hun wapen bevat
de Instrumenten van hun beroep (F e i t h n 14.). Zij
hadden St. Sebastiaan tot patroon. Ook als Drapeniers
komen zij voor. Hunne proeve vermeldt W u n n e , blz. 23.
15. Hoedenmakers onder St. Jacob. Drie verschillende
hoeden pronken in hun schild ( F e i t h n° 15.).
Hun koperen zegel (zie Groningen, pl. 2 of CXXXI (7),
Verz. Jhr. H o o f t V a n I d d e k in g e ), vertoont een gekroonden
hoed, 16—27 en het Om- en opschrift: D i t • is • h e t •
EILTE ■ MAEKER • MEISTERS . SEGEL ' IN . GRON [ INGEN.
16. Het yga-pen der Schuitenschuivers oi Schuitenvaarders
was verdeeld, boven: een snabbe'^ of schuit, onder zeil;
beneden: een anker. Zij hadden St. Nicolaas tot patroon.
(F e i t h n° 16.)
Aan hen kennen wij met Mr. F e i t h den geel koperen,
doorboorden, gegraveerden penmng toe, vermeld in de
Revue 1858 p. 405 en afgebeeld onder F. op de derde
plaat bij F e i t h , en overgenomen door L o r g io n .
Deze penning mist wel alle kenteekenen, schreef Mr. H. 0. F e i t h bij het toe-
zenden der afteekening, om ze bepaald aan Groningen toe te kennen, maar
de samenvoeging der werktuigen duidt een gecombineerd gild aan , bijna gelijk
aan het zoo even genoemde. De groote holboor behoort echter meer bij
de P o m p m a k e r s . D a - a a m e n Gerrijt en Pytters zijn echter meer Groningsch dan
Friesch gespeld.
2 W u n n e blz. 23 gewaagt van het Snabhevaardersgild\ zie ook F e it h
Register (A». 1717 n» 260).
S'
; j J,
'• J