f If"f. ’
liet stelsel van besclierming en van naijver der gilden,
dat wij ook elders (b. v. in ’s Hertogenbosch) ten opzichte
der werkende en handeldrijvende kloosterbroeders vinden,
spreekt luide uit een bevel van G e o r g e , Hertog van Sak-
sen, Gubernator en Potestaet A'an Friesland, den 12 Juli
1504 uitgeA'aardigd; (S chaa' a r t z e n b e r g , Charterhoek II,
blz. 238, T e l t in g n° 10). Burgemeester, Baad en de hele
Meente der stad Franeker „hadden hem te kennen gegeven,
hoe dat sommige om genoemde stad liggende dorpen en
kloosters „ Wagen ende Comenschap met nyecheyt dat vor
olders niet gewest is“ hadden opgericht“ tot groote schade
der neringen binnen Franeker. De Stadhouder verbiedt dat,
en in het bijzonder, nog de nyecheyt von amniachten (ambachten)
gelijk die in de steden zijn Bij een dergelijk
verzoek (24 Aug. 1532) van tien Friesche steden, voegde
Franeker als elfde zich niet, maar het leverde een bijzonder
verzoekschrift in. Zie Charterhoek II, blz. 620, en
de beschikking er op blz. 621—622. "
‘ D e L a n g e Y a n A V i j n g a e r d e n , Gesch. van ter Goude, II blz. 862,
zegt: „Het was een vast beginsel van de regeering van Gouda, gelijk der
„andere steden van Holland, om het overbrengen der neringen of handwer-
„ken op het platte land zooveel doenlijk tegen te gaan, of te verbieden eenige
„neringen buiten de poorten op haar grondgebied te doen.“ Zie ook Dr. P.
SCHELTEMA, Inventaris, I blz. 169. (11 Oct. 1631).
9 Aldaar, 6 Decb., 1.540, II, hlz. 817, Over iverJcstaking van Tinunerlie-
den, Metselaars, Leidekkers enz. bij de Staten van Friesland to hedwin-
g'on, en 29 April 1542, II blz. 849—855 Ordonnantie voor de Bachers
I—XL. Op de Wijnen I—VI blz. 855-856. Bier, T urf, blz. 856—858,
Bakkers. FiCii twist tusschen hen en de Molenaars, in
1642, over verhooging A'an maalloon, wordt onder n 883
vermeld. Zij hadden een Olderman (n° 946), terwijl de
stemmingen over hunne Officieren van 1648 tot 1797 in
het Archief voorhanden zijn. Den 5 Maart 1660 boden de
Molenaars der Magistraat een request aan om ontslagen
te worden uit het Bakkersgild, „als hebbende zij daar geen
belang bij“. Bakkersgild yenzodii daar op m M te verleenen,
dat is, het verzoek af te slaan, dcAvijl het Molenaars
en Bakkersgild van oudsher is gecombineerd „wezende
der supplianten wapen de windmeulen en der rescribenten
hakeri op des Glides doodbaren en bekers soo volkomen
geconterfijt, dat de een sonder den ander geen scheiding
kan maken (n° 1102).
Op het reglem^ent voor het Bakkersgild werden, 4 Januari
1664 , de door de Policiemeesteren en Gildeofficieren aan
de Magistraat voorgedragen additioneele artikelen, na correctie,
goedgekeurd.
In de Bevue 1858 p . 402 ( v e r b e t e r d Beiiwe 1859 p. 403)
wordt met een (?) aan dit gild te Franeker een geel koperen
gegraveerde penning (groot 31) toegekend, die echter
later bleek te Leeuwarden (zie pl. CXXVHI (53) te huis
te behooren.
In 1877 even wel ontving het Friesch Genootschap van
Barnhout, blz. 858-859 en A» 1610, 11 April (V blz. 173-175) voer de
Pannenbakkers, Tigchelaars en Kalkbranders.