I '.
I I :
1!
gaifel en toonbrooden, gedekt door een groote kroon, en
omgeven door twee zesknoppige hopplanten. * Arnhem pl.
I of XCVIII (2.)
Bontwerkers en WoUennaaisters werden (volgens Staats
E v e e s , Kronijk blz. 12 (2), den 25 Aug. 1766 één
gild. De Bontiverkers hadden biiffel-zeemlederen, eenzijdige,
3 Streep dikke broodloodjes : doorboord en acbthoe-
kig, groot 52/35." In een cirkel, tusschen twee takjes,
ziet men de ineengevlochten letters:
H. I. H. F.
als voorletters van den naam van den gildebroeder daarvan
, tusschen drie cirkels geplaatst :
H endrik Ian H o ltk am p" F or tutn.
Arnhem pl. I of XCVIII (3.)
SS. Cosynas en Damianus of Chirurgijnsgild.
Volgens Mr. Is. An. N ijh o f f (t. a. p. blz. 12—13),
zou dit gild in 1653 zijn opgericht*. Maar de resolutiën
> Volgens de stukken of de afteekeningen daarvan door den heer L. H.
E b e e s o h te Arnhem gemaakt en in zijne verzameling voorhanden.
" In 1873 waren nog tien stuks voorhanden bij den Commissaris van de
fondsen van het Eleermakersgild te Arnhem, den heer P. J. D a am s.
3 H o l t k a m p was een bekwaam bontwerker, in de Bakkerstraat, tegenover
de Broerenstraat (Wijk A 113). Zijn neef, H e n d e ik J a n s F o e t d t n , volgde
hem op en heeft waarschijnlijk den naam H o l t k a m p bij den zijnen gevoegd.
„Dezen heb ik nog gekend. Hij is te Zutphen in het krankzinnigengesticht
overleden in 18 . . (Aanteekening van den heer L. H. E b e r s o n ).
■> Is. An. N u h o f e schreef t. a. p.: „Nieuwe gildenvereenigingen waren
„daarvan het gevolg, en zoo kwam te Arnhem, in 1616, ook het goudsmeen
aanteekeningen daarover loopen van 1582—1792 (zie
P. N ijh o f f , Inventaris blz. 534, n° 168 en blz. 535, n°
174). Ook in het Statutenhoek, blz. 167, wordt reeds op
17 Juni 1639 van hen gesproken. Den 10 October 1674
werden zij door de magistraat vermaand om den sabbath
niet te ontheiligen en om, onder anderen, op die dagen „het
barbieren na te laten!“ Hun règlement van vergadering
werd 4 Aug. 1738 berzien.
Hun zegel (waarvan de Stempel van zilver is) berust
in de verzameling van Oudheden te Arnhem. Het vertoont
:
Het wapenschild van Arnhem, vastgehouden door twee
mannen in de kleeding der 17® eeuw. De een houdt een
bolvormige flesch (p . . glas ?) omhoog, om den inhoud te
onderzoeken, en de andere heeft een zalfpot en spatel in
de hand.
Omschrift : F ratern ita e (sic) * CosMi x et Dami(ani)
A rn h e(mia) *
Op het bord der Apothekers in de kerk staat het jaartal
1653. Het zegel zal ook uit dien tijd zijn en eene ver-
„den gilde, in 1620 dat der tappers en herbergiers, in 1653 het chirurgijns-
,en in 1695 het schippersgild tot stand.“ Hierin is verwarring. In 1653 (15
Mei) gaf de magistraat een gildebrief aan de Wijn- en Biertappers en Herbergiers.
Zie P. N i j h o f f , Inv. blz. 455.
3 Volgens eene afteekening van den heer L. H. E b e r s o n . SS. Cosmas
en Damianus waren niet alleen besohermboiligen yan een gild, maar zelfs van
stoden, zoo als Emden.