w m
255. p. 142—143. Schippersknechfs. Als pl. XC (26*). Dl. II,
blz. 32.
2 5 6 . p. 1 4 3 . Linnenweverszegel. M in akd zegt Sint Jan, het
hoofd met myter; dit zou, zie Nalezingen I, blz. 10 (31*),
St. Severinus, Bisschop, zijn. Als pl. LXXXV (7). Dl. I I ,
blz. 20.
256. p. 143. Contrazegel. Als pl. LXXXVI (7*). DL II, blz.
20 en 392 en Nalezingen I, hlz. 10(31**). Minakd leest: S. IAN
PARIES.
257. p. 143— 144. 1719. Wevers. Ongeveer als pi. LXXXV (8),
maar de Vz. en Kz. omgewisseld. Op onze Vz. ( = Kz. Minabd ,
p. 144) staat Bossb sr. ek lindeweveks ; bij Minakd , Bosse steh,
eiiz. Hierdoor vervalt onze gissing van Dl. II, blz. 21 (1). In
plaats der voorletters op onze Kz. heeft M inard, blz. 143, als
omschrift: Ary LEYTENS 1719, gevolgd door een lauwertak,
zegt M. (vlasplant?). In het veld 139. Men ziet uit dit nummer,
hoe talrijk de Wevers in ’s Hertogenbosch waren.
258. p. 144. Lintwevers. Als pl. LXXXVI (10), Dl. II, blz.
22. Deze met n° 12.
259. p. 144— 145. Kleermakers. Als pl. LXXXV (4). Dl. H ,
bl. 13, maar hier omgekeerd afgebeeld. Deze met n° 71.
260. p. 145. Oude Kleerkoopers. Als pl. LXXXVI (14). D i l i,
blz. 24 (1). In den tekst leest men tweemalen GR EAT, voor
GREAT. Deze met n° 1.
261. p. 146. Oude Kleerkoopers. Als p. LXXXVI (1.5). Dl. H,
blz. 25. Deze met ii’ 52.
262. p. 146. Timmermans 1673. Gr. (30). Vz. St. Josef
blootshoofds met baard en knevels, dragende op den linker schouder
een bijl, en met de rechter hand naar den hemel wijzende;
tusschen St. I(osefs) G(ild). Omsloten door een lauwerkrans.
Kz. In een lauwerkrans tusschen 16-73 en het gildehroeders-
mimmer 2, de kruisgewijze geplaatste St. .Tosefszaag met een
bijl. (Waarschijnlijk de ondere eerste Bossche Timmerlieden
gildepenning. De nieuwere zijn op yd. XCII en CXL afgebeeld.)
263. p. 146—147. De vier amhaehten. Als pl. XCI (30), Dl.
II, blz. 35—36. Kz. met N° 58. 1767.
264. p. 147. Kramers. Geheel als LXXXV (6*), ook met 5.
Dl. II, blz. 16.
265. p. 147. Metselaars. Vz. met gekartelden rand. Vgl. pl.
XCXII (34 -37) en CXL (1—3). K z.: Leo-nardus Schul 1787.
266. p. 148. 1772. Schilders. Als pl. XCI (29). Dl. II, blz.
35. Deze met n° 24.
267. p. 148— 149. Visschers (!) Ovale penning, gr. (41/33),
met twee oogen, om dien, vastgehecht op het bovenkleed , zichtbaar
te dragen. Vz. Onder een koningskroon , volgens M. de
samengevlochten letters G. V. R. en daaronder HI. Stoutnioedig
vult M. (de i n of Tertius uit het oog verliezende) , deze letters tot
G[raaf) V(an) R{echteren) aan! Wij lezen G. R. S. Ill = Gvs-
tavvs R ex Sveciae I I I , ook om de daarboven staande koninklijke
kroon, d. i . : Gustaaf 111, Koning van Zweden (1771 —1792).
(Vermoord, 29 Maart 1792.)
Kz. Volgens M. een Visscher, in de kleeding van dien tijd
(van welken tijd?), wamhuis tot aan de henpen, korte hroek
tot aan de knieen en hooge, muts op het hoofd, houdende in de
rechter hand een tros koorden en in de linker hand een rol touAv.
Bovenaan links een H, en daaronder N-’, en rechts het daarop
geslagen „vergunningsnummer 323“ (sic).
De H zoude dus ’s Hertogenbosch moeten aanduiden en de kleeding
een visscher. Maar in ’s Hertogenbosch bestond geen Visschersgild,
laat staan zulk een dat 323 ledeii telde. Op onze pl. XVI (2)
zijn de Touwspinners evenzoo gekleed, met Avainbuis tot de henpen,
en ook zoo gedekt, met hooge nnitseii of zoogenaamde toppers,
als op n° 323. Alleen de Jirus, Jan P ieterse , draagt een schroe-
vendraaier (of A steekje . in 1771 — 1792 in gebruik). De penning
323 getnigt van de koninklijke groote lijnbaan van hoven-
genoemden Koning.