willendheid van Mr. S. Müller F z. , Archivaris, kunnen
wij liet volgende extract er uit mededeelen, zoo ook het
t. a. p. vermelde gedrukte vers.
Extract uit: „Kort verhaal ter elncidatie voor de hee-
„ren leden Amn de commissie van Künsten en Wetenschap-
„pen. Bijeen verzameld uit de Notulen, door den Heere
„Yan der P u y l , Lid van het Schilders-Collegie, Konst-
„ Schilder en Directeur Generaal en Perpetuël van het
„Stads Teken Académie te Utrecht; en op verzoek vande
„Heeren Medeleden der Commissie, ten dien einde benoemd
„in de Yergadering van Dingsdag den 7 November 1806.“
De Utrechtsche Schilders Avaren tot het jaar 1611 vereenigd
met het Sadelaers of Zadelmakers gild. In dat jaar
werden zij door de bemoeiingen van P aulus Mobeelsb
tot een afzonderlijk gild verheven en ontvingen toen een
Crdonnantie van de Yroedschap, later herhaaldelÿk gewijzigd.
Cp het laatst der 17® eeuw in verval gekomen,
werd het gild (sedert 1639 Schilders collegie genaamd)
weder opgericht door de Schilders Gerard H obt en H endr
ik Schock (1696). Het vergaderde sedert boven de Hieronymusschool,
sedert 1717 in de Aalmoezenierskamer.
Het collegie stond onder twee Dekens, twee Cverlieden
en een Secretaris, vroeger door het Stedelijk Bestuur, later
door de leden op Sint Lucasdag gekozen. De oefeningen
geschiedden onder leiding van een directeur. De inkomsten
bestonden uit contributiën der Grofschilders en Glazenma-
kers, een recht van 5“/o op den verkoop van schilderijen
en platen in de stad, entree’s en boeten der leden en een
jaarlijksch . subsidie van f 2 7 5 .- van het gemeentebestuur.
De vergaderingen hadden plaats elken dingsdag van half
zes tot half tien. Jaarlijks werden drie prijzen uitgeloofd
voor de drie beste teekenaars naar het levend model. Het
vroegst bekende lid van het St. Lucasgild is een Beeldsnij-
der in 1369; geregelde naamlijsten bezit men slechts sedert
1611. Eene lijst der Schilders van 1525—1807 is in het
Kort Verhael te vinden, maar vollediger met die hunner
leerlingen in het rekenboek van 1 6 1 1 -1 7 9 5 (Stedelijk
Archief). Het vers luidt in dezer voege:
„Dankzegging der Leden van ’t Schilders Genootschap,
aal de Wel-Ed. Grootachtbare Heeren Burgemeesteren en
Yroedschap dezer stadt; Afgelegd ter gelegenheit van ’t
eerste Honderd-Jarige Jubilé Zijner Cprechtinge, gevierd
binnen Utrecht, den 24 van Sprokkelmaand 1744.
Grootachtb’re Heeren en Geéerde Burgervaadren,
Yergunt ons, dat wij U met dank en eerbiedt naadren,
Terwijl men nu een’ kring van honderd jaren te lt,
Na dat dees’ zamening het eerst werd ingestelt,
En door Uw milde hand, voor kunsten nooit gesloten,
Bescherming, hulp en gunst gedurig heeft genoten.
Cnfangt den zegenwensch en welverdienden lof,
Schoon niet in dag gesteld naar waarde van de stof,
Door ’t Kunstgenootschap van Apelles nijvre Zonen,
Dat U met achting als Hoogwaardige Patronen
A’ereert, en U een zull opricht in ’t dankbaar hart.