Dr. H. J. B r o er s ' en anderen; maar in geene evenrediglieid
tot de belangrijkheid dier materialen staat het hoofdonderwerp
van onzen arbeid, de Utrechtsche gildejjenningen-zelYen,
waarvan de oogst zoo gering is, dat die zieh tot nog geen
dozijn stukken hoogstens, moet bepalen. Alvorens wij die
beschrijven, een woord tot inleiding, met verwijzing naar
de aan te halen bronnen, waar men uitvoerige berichten
over de Utrechtsche gilden, en vooral over h u n , soms zeer
groot aandeel in de regeering dier stad, kan vinden.
Het derde deel van het Groot Utrechtsch Plakaatboek,
door J. T e W a t e r bijeen gebracht, is van het jaar 1304
tot het jaar 1528 een hoofdbron voor de geschiedenis der
Utrechtsche gilden en van hun vermögen als regeerings-
lichaam, want in het laatstgenoemde jaar fnuikte Keizer
‘ Historische Wandelingen door Dtrecht. 1874. Blz. 38. „In vroeger tijden
„bestonden ook bier de Gilden met hunne bekende inrichtingen. Ook zij
„waren in burgervaandelen verdeeld, hadden hunne bepaalde loopplaatsen
„en bepaalde punten . . . hunne eigene graven vooral in de Buurkerk, waar
„men nog verscheidene grafsteenen vindt, waarop het emhlema van het vak
„gebeiteld staat. Zij hadden dan ook in die kerk hunne eigene altaren en
„eigene lichtkroonen, die bij het doorbreken der Hervorming schijnen weg-
„genomen te zijn en in de vergaderzalen der gildebroeders geborgen werden.“
(Ook uit de Jacohikerh, waar vele kapellen waren en men nog gildewind-
wijzers ziet, zijn gildekronen in het Stedelijk Museum voorhanden. B k o e e s
blz. 64.) „In den naam Gi'Welmii/buiten de Witte-vrouwenpoort en in sommige
„ziehen- en begrafenistiussen, zoo als de Timmermans bus, is de herinnering
„nog eenigszins bewaard gebleven. Het fraaie poortje in de Boothstraat, dicht
„bij het St. Jans kerkhof, is stellig nog een meesterstuk van het Metselaars-
„gild“.
Karel V die macht. In den oudsten ' gildebrief, bevattende
den vorm van regeering, de verkiezing van de magistraat
en andere zaken de politic betreffende van bet jaar 1304
(T e W a t e r III, blz. 6 7 -6 8 ), spreken de „ghemene
„Oudermannen van den gemenen gilden van der stat van
Utrecht“ als machthebbenden. Met het Bakkersgild aan
het hoofd, vaardigen zij den brief uit ter regeling der
bovengenoemde onderwerpen. - In den gildebrief van 1441,
ook nopens den vorm van verkiezing, luidt de aanvang
aldus: „Wij schepenen, raat ende (/mewe Oudermannen
„vande onde ende van d e n i j e n (raad) der Stat van Utrecht“
(T e W a t e r III, blz. 68), en er is sprake van de ge-
meenre mergenspraake van alle gilden. In 1461 (T e W a t
e r III, blz. 69) vinden wij aan het hoofd der regeering
twee -burgemeesters, twee overste Oudermannen en twaalf
schepenen, die elk een paard moesten houden.
Hoe de over sten Oudermans gekozen werden, wijst
n° V II van de punten, rakende den vorm van regeering
van 1379 (T e W a t e r III, blz. 71) aan.
Mr. K. B u rm a n in het Voorbericht aan den lezer van
zijne Utrechtsche Jaarboeken (Utrecht 1750, I) deelt mede,
dat hij in het boek der Bosen e e n e overdracht vond van
het jaar 1392, waarin gewag werd gemaakt van liooftgd-
den en van lege (lage) gilden.
> R eeds in 1268 is er sp rak e van de „A m bachts co rp o ratien “ te U tre c h t.
Tijdschrift v a n N . V a n d e r M o n d e , 1837, blz. 41 v o lg ., 18 42 , blz. 1.