(TFij herkennen er nu de Amsterdamsche Ligtermansschuit in.)
De penning liad op pl. VI to huis hehoovd. PE itT iE .w , de speciale
kenner der Maastrichtsche gildepenningen, deed ons blind zijn.
38. pl. XCVII (24) kan wegvallen indien dit werkelijk een
gesnoeid exemplaar van n° 23 is, zooals de heer D ü m o u i.in meent.
Zie echter Dl. II, blz. 81.
3 9 . pl. XCVII ( 2 5 ) . Naar P e r r e a u pl. XVII ( 1 6 ) . Hetgeen door
dezen A 'oor kopjes onder de roervorken werd aangezien zijn hoppe-
bloemen , die van de twee er boven aamvezige takken afhangen.
Ook op ( 2 6 ) vindt men die bloemen , maar anders geplaatst.
40. De Schippers bezigden een dergelijken penning als de
Cremers (zie pl. XCV (4) maar met eenige bijvoegingen als , boven
de kuip een schip en ter linkerzijde van den bisschop (regts , op
den penning) een stijgereiid trekpaard. Kz. onder een gekroond
oiiklaar anker: S im o n D e J a r d i n 1779. (Verz. D u m o u lin .) Door
plaatsgebrek is deze penmng niet afgebeeld, maar ivel
41. Op pl. CXLI, (7). een zegel, waarop, in een lauwerkrans,
twee zamengevoegde handen, met het omschrift:
D e VRY HAIR SNIJDERS GASTEN VAN M aESTRICHT.
Het omschrift wijst op den tijd volgende op de afschaffing der
gilden in Maastricht, toen Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap
de leus was. Op die Broederschap zinspelen de zamengevoegde
handen.
42. Blz. 83, achter pl. XCVII (27). In den tekst hij te voegen:
Daarboven: S : Cosmus ■ et ■ Damianus. Op de plaat: c o sm u s in
plaats van C o sm a s.
43. Vgl. II, blz. 79. Deze penningjes schijnen toch ook voor
te komen met het omschrift: S. Agatha V irgo ? blijkens
eene afteekening van den heer D u m o ü lin . De letters zijn echter
zeer flamv. K z.: als n° 22. Er. valt weinig met zekerheid, zegt
de heer 1)., van die omschriften te zeggen.
Nijmegen.
II, blz. 115. Beschrijving enz. Dr. J. H. A. S c h e e r s (f 1878).
Deze gaf kort voor zijn overlijden nog eene Bijdrage op deze
Beschrijving of Catalogus uit. Aldaar vindt m en, blz. 23, een
schild vermeld van C l a e s N o o k d u y n van 1780. Kz.: Tweeonklare,
kruiselings geplaatste ankers, ivaaronder 1631.
Utrecht.
De tekst als beschrijving der gildezegelen van 1455 en 1456
te Utrecht, te vinden Dl. II, blz. 140— 145, heeft de omschriften
der afbeeldingen bij V a n d e r M o n d e ( d e G ild e n te Utrecht)
1842, Tijdschr. Dl. V I I I (1) moeten volgen, vermits de plaat
CVII, gemaakt evenals CVIII naar gipsafgietsels der zegels,
evenmin als de afgietsels, nog niet gereed was. Vandaar de volgende
verbeteringen.
45. II, blz. 141, reg. 1 v b. lees: snider.
46. II, „ 141, , 7 , „ rn H K iG G m e C N v m (sic ).
47. II, „ 141, , 12 S t a a t : garnalen l e e s : takjes. V. d .
M o n d e ’s a t b e e l d i n g h e e f t d u i d e l i j k d e garnalen!
48. II, blz. 142, reg. 1, lees: SH TÍH STírnO RV ÍIl.
49. II, blz. 142, reg. 7, lees: S ’GIdIIíD O R IS : D lG (tae)
B affirnS R L V D S .
50. II, hlz. 143, reg. 5, staat: Kuipers staven lees: Koornaren
eu reg. 8 , .......... corncoper • gíjilíi. (Dit staat er duidelijk op. Zie
p l. CVII ( 2 ) . V. D. M o n d e d w a a l d e g e h e e l e n a l.)
51. II, blz. 145, reg. 1 , lees: T R A IS G IT R .
52. TI, , 145, , 15, , brauwer.