Omschrift: S G%I(lde) (M)oBG7?TÜBVra TRTÌISG-
frSßS(ium). 'Z
egel der Utrechtsche Kooplieden.
VI. Botterhdden (pl. 7 of CVII (6). " Een kasteel of
bürg met drie hooge torens op een ogiefvormig geparketeerd
A’eld van sabel.
Omschrift: + S Gb„ILD (tra ) ISC(tensivm) BOV(ter)-
LVDTi m rpRTÌI^ecto).
Zegel der Utrechtsche Botterlieden in Utrecht.
VII. Cordewaniers (pl. 7 of CVII (1). " In een geruit
veld van sabel, een laars en twee werktuigen om voeten
te meten.
Omschrift: + S GhJLDS . TiliVVTiRIOBViP * rpRTi-
ISGnnSC(sium).
Zegel van het gild der Utrechtsche leerwerkers \
1 N« II en V zijn ook afgebeeld op pl. 2 van het curieuse boekje: De
Schoutensteechsche Tekantjes en Tafelcoeckjens door G. V a n R h i j n , Utrecht
1876. Zie aldaar ook: De Gilden, blz. 13—16. In later tijd bracht hun bode
eens ter bewaring in de Gildekamer een blauwen neusdoek, „waarin 1 fiesje
„olie en 5 flesjes eau de la reine, ontnomen aan eenen Portugees, die son-
„der haerlieder consent (d. i. der Dekens) ter gclegenheydt van die Utrecht-
„sche kermisse odeur durfde verkoopen.“ Äld. blz. 14—15.
^ Over den Bottersys zie B u rm a n II, blz. 25V (1).
^ In later tijd werden zij door de Grauwerkers (d. i. Bontiverkers) aan-
geklaagd, „diewyle sy sich hadden vernieten laersen met veilen gevocrt to
„koope te bieden.“ G. V. R h ij n t. a. p. blz. 13.
^ Van Aluta, leder.
^ Zij h ad den h u n gild enslag tusschen den Massegast en den Steenweg (D e
G e e r t. a. p , blz. 143).
VIII. Korenkoopers \ Deze zegelden in 1456 met het
zegel der Kuipers (V. D. M o n d e , Tijdschrift 1842, blz.
5. Uitlegging der zegels.) (pl. 7 of CVII (2). Een gedeeld
wapenschild van zilver, op een veld van keel. Links negen
(3. 3. 3) Kuipers staven, rechts drie boven elkander geplaatste
Kuipers hamers.
Omschrift: * int. iaet Iv . gemaect. liegen Bcgel x tbttecD x tot
X £upetg(ilde).
IK . Graeuwerkers'" (Bontwerkers) (pl. 7 ofC V il (4). In
een veld van keel een kist of estrade (van zilver), waarop
negen kronen (3. 3. 3) tusschen lijnen, of geplaatst op
fasen zichtbaar zijn. Daar boven een agnus Bei met den
aureool of nimbus en het kruisvaandel, maar de vorm van
den kop wij st een vos (der Bontwerkers) aan.
Omschrift: + Ö • GIiILDS ■ OPIPIGViU VT^RIORVfP
rrR75I6GWGP(sivm).
Zegel van het gild der Utrechtsche Bontwerkers \
X. Biemsnijders * (pl. 7 of CVII (3). ln een veld van lazuur
> Maatregelen betrekkelijk het korenkoopen -rindt men bij B u rm a s I,
blz. 85 , 15 4, 257 en 258.
II Gramoerkerssys. B u rm a n I I , blz. 258. PelUfices, Pelstmrkeis ,yfonenäe
bij den b ü rg in 1238, 1297. D e G e e r t. a. p. blz. 116.
3 Varius is hont, gekleurd. Een verbod om wezels en alle dieren diemui-
zon en ratten ten platte lande vernielden (1449) te koopen, werd aan de
Bontwerkers gedaan. B u rm a n II , blz. 123. Zij voegden zieh, toen het meer
algemeen werd bont als omzoomsel der kleederen te dragen, bij de Laken-
snijders. (B r o e r s t. a, p»).
■> In 1371 was het Rieinsnijdersgüd gevestigd aan des Bisschops winter-
huis. D f. G e e r t. a. p blz. 116 (1).