van 20 onde schilden. Oproei- van binnen of buiten, tegen
het Stadsrecht, tegen burgers of gilden, werd met een
mark gouds gezoend. Indien er ren (d. i. hraaJc) , ‘ op-
stand, gerucht of buur-roof, bij dag of nacht, voor viel,
mocht niemand in zijn huis blijven, hoe kort de klok ook
klepte, het bekken klonk, of de hoorn geblazen Averd ;
ieder man moest in Amlle (Avapen)rusting verschijnen, en zieh
stellen bij den Olderman en het gerecht tegen de gCAvel-
denaars, en hen, Avare het doenlijk, leveren in handen
Amn den Raad, bij verlies van 20 oude schilden.
Twist of scheuring tusschen twee gilden zou door de
andere gilden, zonder overroeping Amn lemand die vreemd
aan de gilden was, tenzij met gemeene toestemming, in
der minne, geheeld Avorden, bij gelijke straf.
Niemand van de gildebroederen of ook de gilden zouden
vermögen om eenigerhande schortinge (twist) of twee-
spalt aan te gaan met eenig persoon van grooter vermögen,
of met eene stad, zonder voorafgaand eendrachtig
verlof: noch aan dezen zijne zaken overgeven, om dien-
tengevolge met geAveld zijnen kwaden wil uit te voeren,
bij verlies van zijn recht, „waar het aan zijne zijde,“ van
zijn gild, zijn ambt, en op straffe van 20 oude schilden.
Het gild had de macht om geweld met geweld te keeren.
Indien lemand, binnen of buiten de stad, aan lijf of
goed, ten onrechte, beschadigd Averd, dan zou de vergoe-
' Zie äe Vrije Fries X I, blz. 365 (4).
ding geschieden, als hij het bij het gerecht aanbracht, en
den handdadige wist aan te wijzen, ten gemeene kosten,
volgens den inhoud der w illeleu ren (d. i. van het A lgemeen
recht).
Zoo ook, i n d i e n e e n gildebroeder in eenig deel (grietenij)
(b. V. Leeuw arderadeel), of land (b. v. O p sterlan d), met
de stad Leeuwarden in geen verbond staande, overlastleed
of recht ontzegd wierd ter plaatse, waar hem dat ongelijk
was aangedaan, dan kon hij dit verbalen op den rechter
(van dat deel of la n d ), „als zijnde de herberger van ge-
weldenaars,“ maar dan alleen wanneer het in de macht
des rechters ware geweest, den misdadiger te straffen.
Overeenkomstig de bepalingen van het (verloren gegaan)
Stadsboek mocht niemand der gildebroeders of der gemeente
zieh door voorkoop in het bezit stellen van eenigerhande
zaad enz., van een stuk {Jduit) boter, van kaas en andere
koopmanswaar, dat naar de markt ging {U einhandel).
Desgelijks mocht geen onderkoop in groote Jcoopmanschap
(bij p a r tij) , bij verbeurte van 20 onde schilden, of in
geringer bedrijf van een mark gouds geschieden. Zelfs was
het ongeoorloöfd vóór Paschen eenig not (graan), haver,
koren of weit (tarwe), uit de stad of het Leppa-recht
(klokslag?) te vervoeren of te doen vervoeren, bij voorgaande
straf en verbeurdverklaring der lading (dus verbod
van uitvoer gedurende den Avinter).
Nog sterker is de volgende bepaling. — Alle nieuwe
inzettingen (prijsvaststelling) of prijsverhooging, van aller