de Elftverkoopers, Avier namen op de Kz. staan, liebhende eenen stok
op den rechter schouder, met vier daaraan hangende gerockte elften.
K z.: Jan van der Berg. Laurens Dekker. (De laatste Avas de
tAveede, die dezen Rotterdammer (?) penning bezigde. E r AA'as nog
rnimte over. Vgl. Utrecht pl. CI (3).
423. p. 227—228. Schippers. Groot (32). K z.: Pieter Everts
Ketelaar 1774. Dit isleeii penning van Groningen. Vgl. pl. CXXXI
(8). Dl. II, blz. 350.
424. p. 228. Koopvaardijschippers. .Vierkant (32) gegraveerd.
V z.: Een naar de linkerzijde stevenend sohip met tAvee masten en
ZAvaarden; half gereefde zeilen, en Hollandsche (?) vlaggen in
top. Op den achtersteven een vlaggestok. Daaronder 15. K z..
1603. Harmen Grt (sic) {Gort of Grut) 4 Aug.
425. p. .228. Volgens Minaed een Kolenschippers {!) penmng.
Gegr. groot (21). V z.; Een naar de linkerzijde zeilend scheepje,
zooals t l de Amsterdamsche dergelijke penningjes van pl. V II,
V III, XV en XVI vertoonen. Deze met een Avimpel aan het zeil
en era vlag op den achtersteven. Een paar meeuAven vliegen bij
het scheepje. K z.: 1662. M achiel Andbies K(amper) '&{teiger)\
gescheiden door een merk. Zie pl. VII (83/84). Een Avonderlijk
kolenschip! Even curieus is de beschrijving van 426.
426. p. 229. Lichterschipper. V z.; V oert, zegt M., met eene
sneeuAAducht eene opene lichterschuit op e e n golvend Avater; boven
deze, in de lucht, drie opengeharsten zaadhulsen (!!') W aar-
sohijnlijk, zegt M ., een teeken van den Schipper (!) H et zijn de
drie kAvakkelen van pl. XI (116). Dl. I , blz. 128; de hemel-
zegen vermeld in Exodus XVI. K z.: F ra n s Labie Den 12 A p ril
A° 1766. (Gegr. groot (24). {Amsterdamsche penning.)
427. p. 229. Is o o k em Amsterdamsche Lichterschuitp. G egr.gr.
(22). Met rooster in het midden, zonder roer of mast. K z.: Dirk
Sevenhoven Lahre den 2 Junij A° 1777.
435. p. 232. Brandspuitp. Als pl. XLIX (6). Dl. I, blz. 307.
Utrecht.
436. p. 233. Smeden. 1642. Als pl. CXXXII (h). Dl. II, hlz.
152 (3). M in ard zegt, dat de hamer staat tusschen de naamletters
van den Smid V-R. Maar deze letters zijn gestempeld. Zulke ver-
klaringen zijn zeer gemakkelijk, maar Avij hebben t. a. p. juist
verklaard, dat de beteekenis van V R ons onbekend Avas. Op dit
stukje is ingestempeld I W.
437. p. 233. Smeden. 1670. Als pl. Cl (4). Dl. I I, blz. 152.
438. p. 233—234. Bakkers. 1650. Als pl. Cl (1). HI. II,
blz. 150.
Vlissingen.
443. p. 237. Schippers (?) (Loodsen) 1621. Als pl. LXXVII
(15). Dl. 1, hlz. 406.
444. p. 237. Loodschuitmansgild. Als pl. LXXVII (14). Dl. I,
blz. 405—406. Deze met 175.
445. p. 238. Scheepsboutvers. 1623. Als pl. LXXVI (10). Dl. I,
blz. 404.
446. p. 238. Scheepsboutvers. 1654. Als pl. LXXVI (10). Dl. I,
blz. 402.
447. p. 239. Beurtsehipperspenning (?) Gest. gr. (16), door
M inakd aldus beschreven. In het vlakke veld, de eerste letter
(nota bene) V. L. = (Vlissingen), der beide steden (Avelke?),
Avaartusschen het heurtveer bestond. K z.: In een effen veld, met
versiersels omgeven, de gekroonde (Vlissingsche) flesch.
448. p. 239. „Een ieder, die van dit beurtveer“ (Avelk?) gebruik
maakte, outving bij de betaling van de vracht een looden
penning, die bij aankomst werd terug gevorderd. Vz.: Wapen
van Vlissingen met een koordband omsloten. Kz. ingesneden:
GD = Gand (!) (Vz. gest, gr. (22). (Beide penningen zijn armen