Im
' '
SING, G. IIiLLENWART, W. K e r k h o e en G. J. Dib-
BETS, Gardianen.
Hunne penningjes zijn van geei koper (groot 17), ter
dikte van een haive miilimeter (Verz. E b er so n ).
Voorzijde: Een opstaande, rechts gewende winkelhaak
en de letters I ” ß daar onder gestempeld, waardoor hun
beschermheilige, St. Joseph, met den titel van ß(E X ) zal
zijn aangeduid. Als wederstuit van het Maria regina coeli
werd haar echtgenoot wel eens rex genoemd. Zie Arnhem
pl. II of XCIX, 17 — 18. X° 17 heeft een punt tusschen de I
en R , maar n° 18 een schuins geplaatste 8 tusschen den
winkelhaak en de I. Zij worden nog heden als broodloodjes
gebezigd.
Raadselachtig is een op Arnhem pl. II of XCIX onder n° 19
afgebeeld Timmermansgildezegel ? door den heer L. H. E b e r son
op het stadhuis te Arnhem gevonden. Het is groot (23),
fraai gesneden en vertoont een groep, gevormd door een
passer, zaag, winkelhaak, bijl, hamer, breek- of Straatmakers
hamer (om een plaveisel los te maken), een boor,
schaaf en maatstok.
Omschrift: L a F id é l it é F r a t e r n e l e (sic).
Wij gissen dat dit zegel hetzij in 1795 onder den invloed
van het liberté, égalité, fraternité, of in 1810—1813
onder de inlijving in Frankrijk is ontstaan. Het ontbreken
van de accenten op de e’s en van een ( wijst althans op
eene nog korte kennismaking met de fransche taai en de
franschen.
ARNHEM. I l l
Hun fraaie gildebeker (waarschijnlijk van het jaar 1655)
is ook in den Geldersche Volks-Almanak 1858, t. a. p.
afgebeeld en aldaar blz. 19—20 en in den Cat. A rti,
1858, onder n° 1869, beschreven, alsmede afgebeeld in
het Nederl. Magazijn 1863, blz. 144. Zie ook Eevue de
la m m . Beige 1874, p. 150—151.
Hoog met het dekstuk 60 n. d. en van gemiddelden
omvang 32 n. d ., ziet men St. Joseph, zegt de vervaar-
diger van den Cat. Arti t. a. p ., op den top van het
deksel, (terwijl Is. A n . X ijh o e p daarin een oud man ziet
in deftige burger kleeding met driekanten hoed en wij den
mantel,) op welk deksel het wapen en de naam van
C t s b e r t V a n Sc h ev ic h a v e n , Gildemeester, is te lezen.
Cnder dit beeid is een groote ring, waaraan 20 werk-
tuigen (in kleine afmetingen) van Timmerlieden en Metselaars
hangen, waarop de namen der gevers en hunne waar-
digheid in het gild gegraveerd zijn. Het schijnt, zegt Is.
A n . X ijh o e p , dat telkens ieder nieuw gekozen gardiaan
een stuk gereedschap moest leveren.
Cp de buitenzijde van het deksel zijn 40 wapenschilden
en teekens van gildebroeders van 1655 tot 1774 met hunne
namen en waardigheden gegraveerd. Cp den beker en den
voet staan bij dergelijke wapenschilden eene voorstelling
van St. Joseph in zijne werkplaats, terwiji aan een later, in
1780, aangebrachten ring nog 12 zulke gegraveerde Schilden
hangen. De voet werd er in 1744, en een tweede in
1756 er aan gehecht; misschien werd ook toen St. Joseph