:i'ï;
Voorzijde : Een brood, waarop twee bloempjes en het
Stedelijk wapen van Utrecht zijn ingedrukt, geflankeerd
door twee krakelingen.
Keerzijde: H et | backer | gildt | 1650. (Te Water III,
blz. 789—796, deelt de resolutiën van 1626—1703 betrekkelijk
dit gild mede '.
Het vijfde of negende gild van 1655, de Linnen- of
Wollemcevers, heeft als Weversgild in 1600, toen Dekens waren
J. F. Y an Maersen enP. F. Y an Br e v e l t , een bord
met aanhalingen uit Joh. V II, Esaias X X X V II, vers 12 en
verzen daar onder, in hunne Parochiekerk te Utrecht geplaatst,
te lezen bij V. D. Mo nde, Tijdschrift, 1836 II, blz. 261.
P erreau {Revue 1858, p. 429) kent aan ào Koperslagers
van Utrecht een penning toe (geel koper, gegoten,
groot (25), die aan ie Bierbrouwers toebeboort (zie Utrecht
plaat 1 of CI(2) Utr. V. Alm. 1869, blz. 169 n° 6) en de
daar aangehaalde bewijzen.
Voorzijde: Een ronde aker, tusschen het opgeslagen
hengsel het wapenschild van Utrecht. Daar onder:
D e n A k e r
■ G. V a n R u n , t. a. p., blz. 14—15. Het Bakkersgild nam ook de Koek-
en Suikerhakkers onder zijne leden op. Maar deze vond men ook wel, (17e
eeuw), onder de Vettewariers en Marskramers, „al degenen, die specerijen
„verkochten of wat er mede gebacken was.“ In 1736, nadat de Suikerbak-
kers meer dan 60 jaren onder de Vettewariers hadden verkeerd, traden zij
weder tot het Bakkersgild toe, dat sedert 1662 zijne vergaderingen boven de
Waag op de Ganzenmarkt hield.
® Afbeelding en naam nog in Utrecht bij de Bierbrouwerij het keteltje of
Keerzijde: Glad.
, De resolutiën, hen betreffende (162 5-16 27), geeft Te
W a t e r III, hlz. 849—851.
Het Looiers of Leerlooiersgild had rood koperen, gegraveerde
penningen, groot (28).
Voorzijde: L(ooiers) G(ild) % gescheiden door het wapen
van Utrecht." Daar onder een naam, zoo als: J a n
Van Nes j 1688. {Utr. Volks Alm. 1869, flg. 5) blz.
168 (1) of A b r a h a m De K l e r c k 1688 {Bevue 1874,
p. 65, n° 186 (1).
Keerzijde: " Een doorgehaalde naam, ook met L — U
en het Utrechtsch-Stichtsche wapen, met G e r r i t d e
V r i e s 1681. Zie Utrecht pl. 1 of CI (3).
Een bokaal van het voormalig Marslieden gild^ met het
wapen van Utrecht en dat der geslachten V a n d e r D o e s ,
de keteltjes voorhanden zegt V a n L e n n e p , Vith. II, blz. 200. Na de afbraak
dier bierbrouwerij zijn beide steenen opgenomen in het Stedehjk Museum,
en de penning is er door ons bij geschonken. Zie Yerslag der Gemeente-
Verz. 1875, blz. 21.
1 In 1527 was het Weversgild vernietigd. L - G zou ook Linnemveversgild
kunnen zijn. Een zegel in koper van dat gild, bij het afbreken der
wallen van Utrecht gevonden (Jhr. Dr. J. P. Six), was op de Tent. ArU
1858, n» 2345,
^ Geschnind van zilver en keel. Zie St. Marten en St. Martensmantel
(Over Utrechts naam en wapens) door D. B eddingh, Utr. Volks Ahn.
1859, blz. 99—136.
« Eigenlijk Voorzijde, als in 1681 reeds gebruikt.
1 Hunne articulen ende poineten van 26 Octb. 1541 vindt men bij Do d t,