De Hoogleeraar D''. P. 0. Van her Ch ijs wees hun den
volgenden, gegraveerden, zilveren penning toe, dien hij
Avaarschijnlijk in loco zal hebben verkregen, maar die
thans niet ter onze heschikking is.
Voorzijde : Een Scheepstimmerman aan het w erk; op
den achtergrond een schip op stapel en een ander reeds
opgetuigd.
Keerzijde: FoNGER B roers 1767. {Revue 18bS p. 408).
Verbeterd 1707 in 1767.
In 1634 werd te Harlingen eene vereeniging van Schippers
, Stuurlieden en Bootsgezellen opgericht, primitief met
het doel gelden bijeen te brengen, om de door den
vijand gevangen genomen personen (contribuanten in die
vereeniging) te onderhouden en te lossen. Die Vereeniging
is wegens het eindigen van den tachtigjarigen oorlog (1648)
in eene maatschappij van assurantie veranderd.
De bewindhebbers van deze penningen of gelden van
Schippers en arme Bootsluiden zijn bij vonnis van het Hof
van Friesland van 15 Juli 1761 gecondemneerd om aan
de Magistraat en weesvoogden van Harlingen rekening
en verantwoording van de gecollecteerde penningen te
doen. Deze vereeniging is ook in het bezit geweest
van eenige onroerende goederen, onder anderen van
het huis en hof Roma te Harlingen. Een vrij compleete
verzameling van hare rekeningboeken, enz. loopende tot
1815 in 9 deeien, is in het stedelijk Archief voorhanden.
“Wellicht zal men in die verzameling de namen der gildebroeders
op de volgende penningen van het Grootschippers-
en Klein- of Beurt- of V e e r schipper sgild aantreffen.
a) Zilveren, gegraveerde penning, (groot 31).
Voorzijde: Een naar de rechter zijde stevenende dne-
master met drie Nederlandsche driekieurvlaggen en gespleten
wimpel.
Keerzijde: Moclce
Jans Acker
A° 1659. "
Harlingen, pl. 2, of CXXI (7).
Wij zagen reeds dat de Harlingers in 1704 liefhebbers
waren van inscripties op hunne gildepenningen. Dit doet
ons ook den volgenden penning, in verband met den
Frieschen naam, aan het Groot Schippersgild van H arlingen
toekennen. te meer daar hij in Friesland voorkwam.
b) Rood koperen, vrij flauw gegraveerde penning, (groot
33). Flarlingen, pl. 2, of CXXI (8). In de Eevue 1858
p. 118 n"" 157 ten onrechte aan Leeuwarden toegekend,
daar de Leeuwarder Schippers gildepenningen alleen tjcdken
en geen driemasters vertoonen.
' Resolutie der Staten van Friesland van 18 Jan. 1667. Het SmalscUppers-
gilde to Harlingen geordonneerd geene Schippers in hun gild toe te laten,
anders dan met schepen welke in deze provincie gebouwd zijn (volgens resolutie
van 25 Augustus 1666).
9 Verz. van den heer C. H. F. A. C o r b e l i j n B a t t a e r d te Leeuwarden,
wiens mooder eene A c k e r was; deze familie woonde in Harlingen.