-Kl:
Het WeversamU had eene kan van 1703, waarop men
leest:
De . tit . is . kort . de . doot . is . snel .
Wacht u van de sonden soo doet gij wel.
En ook het volgende, overeenkomende met den wensch van
de Yoerluj'den, zoo even medegedeeld.
Dat ick weef dat doe ick om het gelt
en was het om het gelt nit gedan
Ick en SOU mijn leven nit een slagh meer slan.
Harnokhis {Arnold) Lammerse schaamt zieh niet dit in
1703 te getuigen.
De ambtsbrief voor de Linnen-, Pellen- en Tijlcwevers
werd den 19 Juni 1709 ingetrokken, doch veranderd,
Aveder den 7 Aug. 1737 verleend. Extract 1748, blz. 5.
Het Wijnkoopiersgild had in 1703 tot kannespreuk:
„Yreede lievende“. Verz. blz. 142.
hoe meenig sou men hinckken sien.
Laat haters haten en nijders neyde
dat Godt ons gunt moeten sij leyden.
Op een schild op den buik van de kan leest men:
Op de werelt is geen man
die iedereen voldoen kan.
Aan de eene zijde: Laat Here Here blyve enz. als boven (II blz. 118).
Aan de andere zijde, een vrachtkar met 3 paarden bespannen, en daaronder:
Ik rey gelijk een heit na vergeleege steede met kiste
AVaar ’t niet om ’t gelt ik zou veel liever rüste
en blyve in de stadt en bouwe mijn gemak
en drincke een roemer wijn en rooke een pijp toeback.
Zoo getuigde Jan den Dokter, jonckmeester in 1769.
Het Zakkendragersgild bezat koperen, geklopte en fraai
bewerkte beeldjes van 1786, een Zakkendrager op een
voetstuk voorstellende, die met haken op het lijkkleed,
te gelijk met een koperen scheepje of turfpraampje en twee
koperen memento mori’s, gehecht werden. ‘
In het reeds genoemde Onderlingh Verhaut van Decemb.
1702 komen de gilden en ambten (men weet hoe naijve-
rig men in dit stuk vroeger vooral was) in deze orde
voor:
Kramers Gilt (83 onderteekenaars), waaronder een met
de bijvoeging Apotheker, Schippers Gilt (51), Brouivers
* In de Beschrijving, blz. 143—145 komen nog voor:
a) 1739. Een tinnen kan, waarop:
Vertrout geen mensch op aarden niet,
in noodt laten zij u in ’t verdriet,
maar stelt u koop op Godt.
De Heer zijn hulp verliest gij nimmermeor.
Drinckt vrey en weest verbeugt maar niet te seer
dat gij vergrämt Godt uwen heer.
Als men den Boekhouder Tunnis {Teunis) Voogel, 1739 in de een of andere
Nijmeegsche gildenrol vond, was het gild bepaald waaraan deze beker behoorde.
h) Eon tinnen k an , op het deksel Pieter Jan, Jonckmeester in 1785.
Op den rand der kan;
Al wat de boer haalt uyt de velden,
Is voor kosten eu ongelden.
Op den buik der k a n :
En als bet den heer niet koompt te versoeten,
dan sal het den boer oploopen moeten.
(Vergelijk het gildobord der landlieden te Deventer t. z. p. beneden beschreven.