»Hi?,
in hout werkende bedrijven hadden St. .Joseph tot beschermheilige
, ook blijkens de beide volgende gildepenningen:
a) Voorzijde: Een links gewende Heilige in een veld
staande, met een heiligen nimbus boven hem en een groote
zaag in.de linkerhand, tusschen S. /osop (sic) en 16—98.
Keerzijde: Een passer, een holbeitel en een Kuipers
ham er, Avaar boven P T , gescheiden door een merk, en
in den rand P e t e r x T o jie s x S p i t x h o s .
Deze geel koperen, gegraveerde penning (groot 31), reeds
door P e r r e a u in de Revue 1858 p. 401, beschreven, is
door ons naar hetzelfde exemplaar (Prov. Yerzameling aldaar),
onder Groningen pl. I of CXXX (3), afgebeeld. Wat het
S p i t x h o s beteekent, tenzij het een spot- of bijnaam
(nickname) hos = hoos = kous, zij , is ons niet duidelijk,
te meer omdat spit en hos door een x zijn gescheiden.
Misschien is het de eigen naam of van van Peter Tomes.
h) Voorzijde: Als bij a, ook met S. Josop, maar met
16—96 en de penning kleiner (29).
Keerzijde: Dezelfde werktuigen, maar meer nevens elkander
geplaatst.
Omschrift: F r a n s F e k b n s x K u i p e r x A n n o 1782.
(Prov. Verz. te Groningen.)
9. Schulten- of Scheepmakers. Zie W u n n e , blz. 23. In
hun gedeeld schild, boven: twee boren, beitels en bijl bij
de Scheepstimmerlieden in gebruik; daaronder: de arke
Noachs. (F e i t h n° 9.)
In de Revue 1858 p. 406 vindt men den volgenden
zilveren, gegraveerden penning aan hen toegekend, die
aan de Slagers behoort.
Voorzijde: Een bijl.
Omschrift: (verbeterd) in twee regels rondom een zware
links gewende Slagers bijl:
* D e (die) b e n id e t (benijdt) e e n . a n d e r . s in . p r e e i e t
(profijt) D a t . is . n e t . g v t .
*He . YERSLIDT . SIN . TIT V N . QUELT . SIN . BLO T.'
Voorzijde: P B tusschen een merk; de voorletters van den
gildebroeder in het omschrift vermelden P e t e r . B e r e n s .
A n n o . 1636 *
10. Knokenhouivers of Slachters. Wapenschild: een man
die een os met een krans op den kop ter bezichtiging
rond leidt. ( F e i t h n° 10). Zie W u n n e blz. 24."
11. Linnemoevers \ „Dit am bt,“ zegt W iJN N E , blz. 24,
' Aloest zijn Uut met de duitsche uitspraak (gut = goed, blot = bloed),
„maar“ schrijft de heer Mr. H. O, F e i t h (2 Maart 1874), „bij nieuwe bezichtiging
is op nieuw gehleken dat er duidelijk BLOT staat.“ (24 Dec. 1874)
„Ik houd dezen penning niet voor een Groninger, maar voor een uit Emden
of althans uit die streek; is meer Duitsch als Groningsch.“
2 Volgens een „on dit“ van de Revue 1874, p. 25, zou er een zilveren
gildepenning van hen bestaan, bij den heer J acob D. H e s s e l in k (Groningen,
Vischmarkt, zuidzijde) den 82jarigen, in 1876 nog holder van hoofd
zijnde, nu ontslapen liefhehber der oudheid. Doch dit is juist de zoo even
beschreven penning der Slagers van Emden. (?) De heer H e s s e l in k verzekerde
mij (2 Mei 1876), dien in Groningen uit den nalatenschap van een
aldaar gestorven Eindenaar te hebben gekocht, maar in Emden zelf weet
men niets van zulke gildepenningen. Zie hoven I I , bl. 328 (2).
3 Zie Gron. VoUesalm. 1842 hlz. 86, over den overmoed der AVevers te
Groningen in 1648.
. fL_■
tif:
i MyjLil
a if