70
Van hen (de Witmakers) is, volgens den heer Dumoulin
, de gildepenning, die door P erreau (Dewie 1858, p.
416) aan de Looiers, de eigenlijke Velblooters of Be-
reiders werd toegekend. Deze penning, in de Revue 1847,
pl. XVI n° 10 en Maastricht pl. 2 , of XCVI (13), afgebeeld,
was eerst door P erreau {Revue 1847, p. 354) aan de
Vleeschhouwers toegewezen. Maar in eene aanteekening van
het jaar 1439 leest men: „Die Witmakers met RL Bartholomeus."
Rdr'R'EKV dacht, in 1847, dat de Bontwerkers geen
penning. en St. Hubert tot patroon hadden, maar voerde
geen bewijs daarvoor aan {Revue 1847, p. 351).
Anderen dachten echter toen reeds (zie t. a. p. p. 351*)
dat St. Bartholomeus hun patroon was en niet die der
Vleeschhomcers.
Voorzijde : St. Bartholomeus, staande, met een afge-
stroopt vel over zijn rechter arm hangende, en een Velbereiders
of Looiers schraapmes in de opgeheven linker
hand.
Omschrift: S. Bartholome | e . ora . pro . nobis.
St. Bartholomeus bidt voor ons.
Keerzijde: Gegrav.: Anno 1717 | Gylielmvs | van |
GULPEN j DEN lONGE. Geel koperen gegoten penning, (groot 34).
11. Droogscheerders. Die Schere. Deze waren nauw Verbünden
aan het gild der Wolle- of Lakenwevers. De Waal-
sche lakens overvleugelden echter de lakenweverij en in de
Vlaamsche steden van het bisdom Bulk. Hare kwijning en
gering getal in Maastricht, zoo zeide P erreau in 1847
{Revue p. 352), zuilen wel de oorzaak zijn, dat van hen
geen gildepenningen voorkomen, maar in de Revue van
1858, p. 416, deelde hij er echter een mede, hoewel
zonder er de afbeelding van te geven, dien wij er nu bij-
voegen. Maastricht pl. 1 , of XCV (12).
Het is een geel koperen, gegoten, groot (20) penningje,
vroeger wijlen den heer A. J anssens, nu den heer Xota-
ris Dumoulin toebehoorende.
Voorzijde: St. Christof el of Christophorus, het kind
Jesus' dragende; naast hem een Droogscheerders platte
schaar en nog een ander werktuig van dit gild.
Omschrift: Drvegschvrhers x ambagt x 1738.
Keerzijde : Glad, of op den penning voornoemd de naam
K rans. Een tweede exemplaar, bij den Luitenant-Kolonel
Malliet te Brussel, heeft op de keerzijde N. Jans.
12. Leemplekkers (Plafonneurs). Een zeer klein gild. Het
een en ander tot dit gild betrekkelijk, deelt P erreau in
de Revue 1847, p. 352 mede. Geen gildepenning van hen
is bekend.
13. Cortespoelders (Linnenwevers). Een groot gild volgens
den heer Dumoulin , onder de bescherming van
St. Genoveva. Zij mochten hun linnen, mits zoo van het
touw of de bleek komende, verkoopen ; later kwam dat
den Kramers alleen toe.
Hunne geel koperen, gegraveerde peiuiingen, groot (32)
vertoonent
A) Voorzijde: St. Genoveva, houdende op den penning