NI JMEGEN.
„Sinds overoude tijden,“ zegt Mr. I. A. N ijh o f f in
den Geldersche Volksalmanalc voor 1854, blz. 7, „werdte
„Nijmegen groot gezag ' uitgeoefend door de gezamenlijke
„burgerij. Zij was verdeeld in ambten en gilden, die jaar-
„lijks acbt mannen verkozen, welke, onder den titel van
„meesteren van St. Nicolaas Gilde, de burgers vertegen-
„woordigden, en zonder wier toestemming door de magi-
• In het Derde Koerboeh, in bundel R (zie P. N ijh o ff, Inventaris van
het oud archief der gemeente Nijmegen, Arnhem 1864, bl. 35) vindt men
bepalingen van Burgemeesters, Schepenen en Baden van Nijmegen ten aanzien
der gilden enz. van 1428—1470. H. K. A rk s te e , in zijn benjmd Nijmegen
(’3 Hage 1738), deelt ook, blz. 227—229, ten bewijze hoe groot gezag
de verschillende broederschappen en gilden daar hadden, een „Artiekel uyt
den brief van den Keur ende Gerechtigheyt der Schepen“ van het jaar 1499
mede.
„straat niets van belang ondernomen of besloten kon wor-
„den. Na de inneming der stad door prins M a b b it s in
„1590 (lees 21 Januari 1592) vond deze goed, de broeder-
„schappen, ambten en gilden vervailen te verklären, en in
„plaats daarvan 32 gemeenslieden aan te stellen.“ ' Dat dergelijke
maatregel niet naar den zin der gilden w as, is licht
te bevroeden. Meermalen gaf hun verzet of hun drang
aanleiding tot beroering binnen de stad. De hevige uitbar-
stingen in 1702—1705 schetst de genoemde schrijver ons
in het stukje: „De Geldersche Plooijerij, bijzonder te N ijmegen"
(t. a. p.) blz. 1—26 te lezen. De gilden, welker
hoofden toen op de Doelen gewoonlijk vergaderden (blz. 15),
namen geen gering aandeel in deze omwenteling, die met het
ter dood brengen van zes leden van het bestuur, door de
zegevierende partij , eindigde (blz. 23). Doch het ligt niet op
onzen weg de geschiedenis in het algemeen der Nijmeeg-
sche gilden hier te geven. Bepalen wij ons tot ieder gild
in het bijzonder. Wij volgen daarin de alphabetische orde
van de aan te haien Beschrijving.
Bakkersgild. In de keurige Beschrijving van de gemeente-
verzameling te Nijmegen van gedenkteekenen van voörger-
maanschen, germaanschen en romeinschen oorsprong en van
lateren tijd door Dr. J. H. A . Sc h e e r s en T h . H. A . J.
A b e l e v e n (2<J® vermeerderde en omgewerkte druk, Nijmegen,
1873) vindt men, blz. 117—124, de beschrijving
* Zie ook Navorscher X V , blz. 108 en 162- 163.