' f
en der geloote beurteil zijn van 14 Aug. 1654. blet gild
leverde reeds den 24 Aug. 1654 daarop aanmerkingen in
en beklaagde zich bij het Hof over de hoog gestelde
breuken en over voortdnrende arbitraire handelingen van
de Magistraat enz. (n° 1002).
Onder n° 1747 vinden ivij eene citatie tot interinement
door den Hove van het octrooi der Staten aan het genoemd
gild tot het A^eer van die stad op Amsterdam , Gouda,
Rotterdam en Breda van 25 Maart 1737. Het octrooi zelf is
van 16 Maart 1737 ; daarin is een règlement en vrachttarief
van het Veer op Amsterdam gedrnkt Het gild werd in 1798
vernietigd, maar (n° 3077) weldra vaardigde het Interi-
mair AVetgevend lichaam een decreet uit, waarbij het aan
den Raad van Franeker gelastte, om de meestgeschikte
middelen op te geven, ivaardoor de verwarring, die uit die
vernietiging ontstaan is, te voorkomen! (n° 3077.) Ook
hier was het weder waar, dat afbreken gemakkelijker is
dan opbouAven. De Raad der Gemeente schreef dan ook,
dat hij niet in staat was zoodanige middelen op te geven.
Tot dit Groote Schippersgild behoorde in 1645 zekere
Beeen J a n s en , wiens gildepenning er, aldus uitziet (Verz.
F. H. Maschhaupt):
Achtkante, geel koperen, gegraveerde penning (groot 32).
Voorzijde: In een achtkante lijst of kabelrand, een
naar de linker zijde varend beurt- of veerschip met de vlag
(driekleur ?) in top ; daarnaast G—P : G(ilde) P(enning).
Keerzijde: Als voren, in een dergelijke lijst. Boven:
het wapen van Franeker van lazuur, met eene klok van
zilver. Daaronder
B e e r n
I a n s e n
1645
pl. CXXV (1).
Een tweede, (Yerz. L o o x m a Y p e y ) in zilver, gegraveerd ,
ook achtkant en iets grooter, vertoont, pl. CXXV (2):
Voorzijde: Een naar de linker zijde stevenende „tjalk“
of beurtschip, voerende drie Xederlandsche vlaggen. Daar
nevens, boven: G(ilde) P(enning); in het midden: A—AV
(welke laatste letter eene andere vroegere heeft vervangen),
en onderaan: 1692. Omgeven door een kabelrand of lijst.
Keerzijde: Een gezicht op een der drie molens van F raneker
, staande op een bohverk; links daarvan in het ver-
schiet een huis , Avaarachter driemasten met vlaggen ; verder
een ophaalbrug en een poort. — Franeker had in 1692 drie
poorten en drie molens: de Noorder-, Ooster- of Dijkster-
en de Wester- of Harlinger poort. Deze laatste, die naar
het Vliet (de woonplaats van vele Schippers) leidde, zal
afgebeeld zijn. Met de planteekening van S c h o t a n u s (1664)
komt dit ook goed overeen.
Van Leeuwarder Veerschippers \8 in 1647 (n° 944).
Van Schippers op Leeuwarden, die een privilegie verzoeken,
reeds in 1600 (n° 396) enz.
Van Trekschippers van Franeker op Leeuwarden is voor
het eerst sprake in 1668 (n° 1202). Toen Averden hunne