::Ì|:
S ’f r
B R E D A.
De altaren die vroeger, vóór de hervorming, zieh in
Onze Lieve Yrouwe kerk te Breda bevonden, dulden aan,
dat in de vijftiende eeuw niet geheel en al onvermogende
gilden zieh in die stad bewogen. Bij enkelen daarvan geeft
T homas E rnst V an Go o r , in Beschrijving der
Stadt en Lande ww Rrec/a. (’s Gravenhage 1744, f"), bepaald
het gild op, dat het altaar stichtte en begiftigde. Bij
anderen wijst de beschermheilige een ambachtsgild aan,
maar omdat dezelfde gilden op verschillende plaatsen dik-
werf verschillende patronen hadden, wordt het daardoor
wel eens onzeker, welke gilden toen al in Breda bestonden.
Tot de eerste soort beboort het Schoenmakers gild. Bij
V an Goor leest men (t. a. p. blz. 85, n° 34) „Den Ou-
taer van St. Crispijn en Chrispiniaan, gesticht in St.
BREDA. 47
Michiels koor bij ’t kapittel met de Dekens en Gezworens
van H Schoenmakers Gilde in den jare 1446, begiftigt met
18 Bijns guldens aan jaarlijksche renten.''
Aldaar (blz. 86 n° 44). Den Outaer van St. Francis-
cus in ’tkoor der Visschers, gesticht in ’tjaar 1506 ¡jaarlijks
inkomen tien Bijns guldens.
Ook n° 41 het Outaer van St. Cosmas en Damiaen gefondeert
in het jaar 1499 met 21 Rijns guldens aan jaarlijksche
renten, kan men bepaald aan de Barbiers of Chirurgijns
toekennen.
St. Michiel was in Delft (zie B oitet , Beschrijving van
Delft, blz. 256) de patroon van de Ververs en Dekkers.
In 0. L. V. kerk te Breda was hem het altaar (n° 37),
in 1443, met 27 Rijns guldens inkomen gewijd.
St. Adriaan was te Delft de patroon der Volders en
Droogscheerders (Boitet blz. 256, 279, 280). Een altaar
(n° 35), gesticht in 1446, van SS. Adrianus en Christopherus
t. a. p., had 39 Rijns guldens jaarlijksch inkomen.
St. Elisaheth was de patrones der Appelverkoopsters. Een
Outaer van St. Elisaheth, weduwe, werd in 1447 met 18
Rijns guldens aan renten gesticht (zie n° 38). Qok St.
Christoff el werd bij het altaar n° 39 van 1447 herdacht.
In Delft was hij in 1428 de patroon der Zakkendragers en
Bierkruiers, B oitet t. a. p., blz. 280 enz.
De geschiedenis dezer gilden hebben wij niet kunnen
opsporen; trouwens het ellendig voorkomen der weinige
Bredasche gildepenningen doet ons zien, dat die gilden