een overzicht van het aandeel der gilden aan de geschiedenis
van Maastricht, ‘ eene geschiedenis, samengeweven
uit belegeringen in 1303, 1407, 1408 en 1482 door de
Luikenaars, uit innemingen, plundering of verwoesting,
1516 en vooral in 1579 door de Spanjaarden onder Parma;
uit de reductie in 1632 door Prins Frederik Hendrik;
uit de Fransche occupatie, 1673—1678, en de ver-
overingen door de Franschen in 1748 en 1794, afgewis-
seld door twisten (1531 —1576), ontstaan over het recht
van appel en de vervolgingen der in Maastricht veld win-
nende Lutherschen en Doopsgezinden.
Het spreekt van zelf dat deze gedurige verwisseling van
meesters ook invloed had op de politieke beteekenis der
Maastrichtsche gilden. Bij besluit van Jan. 1580 (Art.
15), werd al de deelneming der gilden aan de regeering
dier stad vernietigd, „opdat zij,“ zoo luidt het slot, „meer
tijd voor hun werk of beroep zouden hebben en voor
het onderhoud van hun gezin beter zouden kunnen zor-
gen!“ enz." (P e r r ea u , Revue 1847, p. 329—330j.
‘ Sc k in q a k t. a. p., blz. 68. 1407. De raad en ambachten weigerden,
eenstemmig, tot de erkenning van D ir k V a n P e rw e z over te gaan. Aid.
blz. 82. A° 1532. De ambachten verweten in eene ingediende memorie aan
het Brusselsche gouvernement (Keizer Karel V) zijne ondankbaarheid voor
de trouwe diensten, ten alien tijde, door die van Maastricht aan de Bour-
gondische vorsten bewezen.
3 SuKiNGAK t. a. p., blz. 104. Het hoofdbeginsel was, dat aan de gilden
of ambachten alle aandeel aan de keuze der regeering ontnomon werd: als
straf was de geheele stad gevallen „in de poene van t cryme Laesae Maje-
Deze beroering gaf, in de 17® eeuw (1615 1619),
aanleiding tot vele onlusten en twdsten, die onder bet
gezag der staten ook nog van tijd tot tijd opborrelden en
tot vele politiereglementen, de gilden rakende, aanleiding
gaven ( P e b b e a u p. 333—336). In 1794, na het inne-
men der stad door de Franschen, werden de gilden afgeschaft.
Xa deze inleiding gaan wij tot de gilden afzonderlijk
over.
1. Het GoudsmedengM bekleedde den eersten rang in
Maastricht. P e b b e a u deelt (p. 336—338) het een en ander
omtrent dit gild mede. St. Eligius of St. Eloy was
„statis Divinae et Humanae,“ want zij had gerehelleerd tegen hare wettige
heeren, valsohe leeraars en leiders binnen hare muren toegelaten en heilig-
Bohennis aan de kerkgebouwen gepleegd. Eindelijk had men met recht en
redone, zoo luidt het, de voorsohreven Stadt doen effenen, raseren ende om-
me-werpen, tot exempel ende verschriekinge van de anderen, die van gelijcke
souden willen doen. Aid. blz. 106. Art. I. Alle Caerten, privilegien, instruc-
tien, Statuyten, Gebruyoken, Rechten ende Costuymen, soo der Stad in t
algemeen als van de Gilden, Broedersohappen, Collégien en Ambachten
werden vernietigd. Bij Art. II werden de goederen der gilden, hroederschap-
pen, collégien en ambachten ten profyte der kroon verbeurd verklaard.
Art. 15 (blz. 109) Casserende voor eeuwelijck ende altijdt, die konnisse,
ende handelinge, die op die voorsz. saecken (regeering) gehadt hebben de
dry-en twintig Ambachten, de iveleke voort-aen, sigh niet meer en sullen
mögen versamelen, ende vergaderen, om te verhoen de beroerien, ende confu-
sien, die hier voormaels geresen sijn, enz. Art. 16—18 handelen verder over
de Ambachten, die, schoon hun alien poUtieken invloed in beteekenis ontno-
men werd, niettemin „uyt gratie^ in stand gehouden en. van nieuws opgericht
werden. De wijze van verkiezing vermeldt Dr. Sü r in q a r , hlz. 109.