A-an gildepenningen eu armloodjes, benevens de teekeiiingoii van
zulke stukken, elders daii in zijn Icabinet berustende, uittegeven,
toen de dood hem verraste.
Behalve de kostbare grafstede, afgebeeld vciör Deel I , voor
haren echtgenoot opgericht, Avenschte Mevr. de Wed. Minard-
Van H o o k e b e k e (zie Deel H I, laatste bladzijde) nog ten hare
koste het bovengenoemd Averk uittegeven. H et Averd voltooid den
30 Mei 1879 , doch kAvam eerst half September 1879 in den handel.
De teekeningen zijn, naar de oorspronkelijke penmngen, op
hout geteekend door den heer P. A l l a e r t , teekenaar te Gent, en
gegraveerd door den heer Professor te Antwerpen E. V e em o rc k e n .
,D e kosten A'an kopij, van teekening, van gravuur en van
drnkken (zoo luiden de laatste Avoorden) dezes belangrijk werks
heloopen tot ongeveer veeriig duizend franken“ {! !).
W ie de teksten van deze groote compilatie geschreven h eeft,
Avie verantAvoordelijk is voor de talrijke verkeerde toew ijzingen,
vooral der gildepenningen, w ie soms de belachelijkste verklaringen
bij eenige penningen heeft g egeven , Avie al de fouten in
de afbeeldingen heeft gem aakt, zullen Avij niet onderzoeken. De
zaak lig t ei- eenmaal toe. E r is een kosthaar standaartwerk versehenen
, dat door de geheel A'erkeerde toew ijzing van een aantal
penningen de verzamolaars en de zam enstellers van catalog! voor
penningverkoopingen dikAvijls op het dAvaalspoor zal brengen.
W ij achten het onzen plioht om die dwalingen hier aan liet slot
van onzen arbeid aan te Avijzen, doch alleen voor zooverre het
tw eede deel van M in a r d ’s Averk {les Méreaux appartenant aux
Pays-has) N oord-N ederland betreft. U it deze 493 stnks kippen
Avij n o g , om, geheel op ons terrein te blijven, a l l e e n d e g ild e p
e n n in g e n UIT '. Wij stellen ons voor, in de Revue alleen diêgene
der 493 stuks, Avaarop aanmerkingen zijn te m aken, te behan-
> Dus alleeu II , vervat met III in den tweeden band, te gobjk met den
eersten band den 23 Sept. 1879 in onze banden gekomen.
delen. Het verschijnen toch van het werk in de Fransche en
Vlaamsche taal maakt het volstrekt noodig om het tegengift
op twee wijzen toetedienen. Hoezeer is het te bejammeren, dat
men liet HS. niet ouder de oogen van deskundigen heeft geplaatst,
zoowel tekst als afbeeldingen en houtgravuren ! De
waarlijk verdienstelijke en kostbare pogiiig om dit gedeelte der
Nuinismatiek te illustreeren (eene zaak à l'ordre du jo u r), zon
niet zoo veel stof tot aanmerkingen hebhen gegeven als zij nu
aan ons opleverde. Ten slotte zijn wij dankbaar voor het vinden
daarin van eenige gildepenningen van Noord-Nederland, ons
onbekend gebleven, en van enkele ophelderingen die ook ons
terecht brachten van een dwaalspoor en op den goeden Ai'eg terug
leidden. Dit eeu en ander vindt men in deze Nalezing.
Wij volgen daarin de 493 mimmers; de overgeslagen nummers
zijn geene gildepenningen.
Yooraf nog een paar opmerkingen. De eerste, dat het te bejammeren
is , dat nergens het metaal van de penningen is opgegeveii
(zilver, hrons, rood-, geel koper, tin of lood). Ten tweede,
dat het ons voorkomt dat de tekst veelal geschreven is nadat de
houtsneden gereed Avaren en dus getrouAvelijk de fouteii, daarin
vervat, teruggeeft. De teekenaar en zijn copiïst, onkundig van de
latijnsche taal, begingen grove fouten; de schrijver van den tekst,
ook daarmede onbekend (althans hij liet de latijnsche spreuken
enz. onvortaald of vertaalde ze verkeerd) ‘, volgde dezen op den
voet, et hinc illae lacrymae!
‘ Reeds in 1876 kende ik een paar der boutsnoden, zie Deel I, blz. 262
en 264 (1) en gewaagde t. a. p. van den beer Min a r d V an H o o k e b e k e
te Gent als dengenen, die ze toen vooriang in plaat had gehraclit, ten
beboove van een uittegeven, maar nog niet versolienen werk, en nam deze
op pl. X L III (6) en pl. X L III (10) op.
= Een bewijs uit vele. N» 112 I I , p. 69 , las de teekenaar, in plaats van
DisCE MOIU: Dis d e m o r i, on vandaar do vertalingen: Jour de décès on
sterf dag, in plaats van: Leer te sterven.