L J
ïf âilî
Bisschops staf in de rechter- en een polle of Bakkers in-
schuiver, waarop drie ronde broodjes, in de linker hand.
Omschrift: S A lbert . patro(on) v . (an) beckee . am-
ba;c(ht).
Keerzijde : Gerard 1 T éenagan. ‘
9. Snijders of Cledermahers. Dit gild bevatte de Klee-
dermcikers, de Naaisters, de Broek- en Kousenmakers qdz.
De militaire Kleedermakers mochten voor de burgers van
Maastricht niet werken. Hunne leube {laube, hai) werd in
1667 verkocht. Zij mochten alleen laken van goede kwa-
liteit en goedgekeurd door de experts van het Lakenwevers-
gild gebruiken. Geen wonder dat de bruidegomsrokken toen
een paar geslacbten konden gedragen worden! Hun gild
deed, in 1698, een geel koperen, groven, ovalen penning,
groot 1?, gieten, afgebeeld door P erreah pl. XV
n° 8, door Van Orden pl. IX (6) en door dezen blz. 53
der Bijdragen beschreven. (Zie B'evue 1847, p. 349 en
1858, p. 476) en Maastricht pl. 1, of XCV (11).
Voorzijde: St. Anna, de H. Maagd en het kind Jesus
(en niet „Joseph en Maria", zoo als AWn Orden in
deze personen ziet). Vóór haar een schild, waarin een geopende
schaar ; hoven haar een groote, vijfpuntige ster, waar-
' Hun geel koperen zegel, geheel gelijk aan den penning, envermoedelijk
even als hp andere penningen van Maastricht tot gietvorm gebezigd, is bij
den heer D ü m o ü l in , die echter, „Brief van 7 Decb. 1874“ , hierin geen
Maastrichtseben gildepenning ziet. Waarom? Om het gemis van de ster? Doch
deze ontbreekt wel eens meer bij andere, stellig Maastrichtsche gildepenningen.
door èn het wapen van Maastricht èn tevens de toen schijnende
ster der Wijzen wordt of althans kan worden aangeduid. '
Omschrift: Cledermaeckers ambacht in maestriciit
1698.3
Keerzijde: Een naam en gildenummer, T iedor bas-
sem 116. Op een ander exemplaar: L auweeens | van
DER WvERT. Op een derde Mathias \ Didin {Cat. Tournai,
10 Mai 1876, n° 374).
10. Bontwerkers. Dit gild bevatte de Bontiverkers of
Pelters, de Handschoenmakers en de Witmakers of Velbereiders'',
gelijk zij in Maastricht genoemd werden.
Omdat oudtijds al de bovenkleederen der vermögenden
gedoubleerd of met bont gegarneerd waren, zoo was dit
gild (dat in 1389 en 1404 reeds in Maastricht geregle-
menteerd werd), als goede, soliede klanten hebbende, toen
zeer vermögend. Maar reeds kort daarop (1424) begonnen
de Lakenwevers in concurrentie met de Bontwerkers
te treden en hunne kramen ook op de markt op te zetten
, waardoor een twist over de plaatsen, waar die staan
zouden, ontstond enz.
> Bij P e rre a u , Eeme 1858, p. 416 staat: „on voit l’étoile maistre Är-
toise“ in plaats van maesfrichttoise.
3 Waarschijnlijk ook een zegel, geoopieerd naar een onder, wat sommige
letters S en 77 met ouden vorm aanduiden.
3 De Looiers en Witmakers (beiden Velbereiders) waren in 1439 afzondorlijke
gilden. De penning met St. Bartliolomeus kan wel voor beide ambachten gediend
hebben.