92. p. 00. Gest. Oviial (maar af'gekmpt (20 , 25). Op eeu etfeii
groiid staat eeu mensclietigeraanite, hebbende in de linker hand
eeu bloemtak. Omschrift: Anatomia A estiva. Vergelijk Dl. I, blz. 14.
93. p. 01. 'roegaugsp. tot deii Hortus Medicus voor de Apo-
thekers, als pl. I, (1). Dl. 1, blz. 10. Deze met 1684. n“ 4.
Iacob Elekens.
94. p. 61. Is voor de Apothekersleerlingen. Als pl. I (3).
Dl. 1 , blz. 17. Deze ten name: Frans Woestz.
95. p. 61 — 62. Is de oudere gildepemiing der Chirurgijns.
Als pl. I, (10). Dl. 1, blz. 41 (1), ten name M“ (gestempeld)
Petrus Bortrens.
108. p. 67. Als pl. II (13). Dl. I, blz. 19. De Bedelaars-
penning.
109. p. 68. Nachticerkersp. (Gegr. Gr. (19). Kz. zegt M.
Vz. : Een open Nachlwerkerssclmit-, daarboven het jaartal 1646.
Kz.: IAN PIETER S MOSTERMAN. Vergelijk pl. X (116— 118),
XV (165— 160), vooral n° 165 van 1642, en wij gelooven dat
ook hier een gewone vlotschuit is afgebeeld.
110. p. 68. (Gest. Gr. (25). Boven het wapen vau Amsterdam
de drie (keizerlijke) bijen. Op de stedekroon troont de keizerlijke
adelaar. Omschrift: Employé à l'Eclairage. Kz. : 12.
111. p. 68. 1560. Begrafeuispenningje ; als V. Orden pl. IX
(3), van een Metselaarsgild te Antwerpen (?).
112. p. 69. 1628. Begrafenisp. van het Tappers- (lees: W ijnkoopers)
gild. Zie Dl. I, blz. 133. Op dezen zilveren gestempelden
penning, afgebeeld pi. X (121), staat duidelijk ouder het doodshoofd
: D isce Mom . De afteekenaar, houtsnijder eu beschrijver
maakten er van Dis de mom, aldus vertaald: Jour de décès, den
sterfdag ! Waarschijnlijk speelde him het woord dies [dag) voor
den geest. Kz.: Guert Janse Marckman.
113. p. 69. Als Groote Kraniers-{hegxiAemi}) penning, in na-
volging van Van O rden, blz. 51 (pl. IK (1) aangeduid, is tot
geen gild te Amsterdam of elders te brengen, even als:
114. p. 70 aaii de Uurwerkmakers te Amsterdam toegekend
als V an O rd e n , pl. X X lll (1), die echter (blz. 109) zegt:
„tenzij het uurwerk oj) het snel verloopen des tijds zinspeelt
en het dus een meer algemeene begrafenispenning geweest zij“.
(liecte !) Dit is n" 113 ook.
115. p. 70. Laurzenmakers begrafenisp. Als pl. CXXXV (12).
Dl. I, blz. 373. Deze met I. (De toewijzing aan Amsterdam is
geheel willekeurig.)
116. p. 71. Is een particulière begrafenispenning. Aldaar op te
lezen: Apocal {ijpsis), en niet A pocat, zooals op de afbeelding
en in den tekst staat.
117. p. 71. Koeteiers begrafenisp. 1715, behoort te ’s Gravenhage
te huis. Zie pl. XL VI (19) en Vz. pl. XLV I (20). Dl. I,
blz. 258.
118. p. 72. Begrafenisp. gest. met 1728, en gegr. iwei Jaques
Thoulouze 1752 (bij mij met Jacob Schölten 1691) Avordt zeker op
grond van n" 15, te recht aan de Kuipers van Amsterdam toegekend.
119. p. 72. Vz. : Begrafenisp. 1560, is dezelfde als n° 111
en V. O rd e n , V z. : pl. IX (3). Kz. : P e e te k de B ode. Behoort
niet te Amsterdam te huis.
120. p. 73. Brmidspuitp. Als pl. Ill (26). Dl. I , blz. 36.
121. p. 73. Vau de 0. I. Compagnie te Amsterdam. Vgl. Dl.
I , blz. 13.
122. p. 74. Van „de Amsterdamsche Zeevaart“ is van het
Scheep>smagazijn. S. 3 N. 37. (Zie Dl. I, blz. 13.)
123. p. 74. Id. id. Als Dl. 1, blz. 14, met M. A. en S-B.
N “ 22.
124. p. 74. Nieuwer Amstel. Als pl. CXXXVII (11). Dl. IT,
blz. 386.
125. p. 75. Sloterdijk. Als pl. CXXXVIII (22). Dl. II,
blz. 389.
126. p. 75. Watergraafsmeer. Als pl. CXXXVIII (15). Dl. II,
blz. 389.