III
II!; ,t: A-
Keerzijde, iii een rand : S‘ | Cr ispey h . Arnliem pl. II of
XCIX (14).
Tappers- en llerhergiersgild. A"olgens Is. Ak. X ijh o ef
t. a. p. in 1620 opgericht, doch wij merkten reeds op,
dat er den 15 Mei 1653 eerst een gildebrief aan de Wijn-
en Biertappers, volgens P. X ijh o e f , Inventaris blz. 455,
is gegeven. De resolutiën en rekeningen van het gild loopen
van 1675—1794. Het Statutenhoek blz. 101 handelt
over de Biertappers buiten de poort.
Zij hadden een looden, gegoten penning, groot (23),
waarop aan de
Voorzijde: een tinnen, rechts gewend maatkannetje
met deksel en hengsel.
Keerzijde: H(et) T(appers) G(ild). Arnhem pl. II of
XCIX (15).
Hun zegel van Engelsch tin, den 25 Febr. 1783 door
P. R eynders voor /'S .— gesneden (groot 29), vertoont
eeu rond schild, waarin een rechts gewend dergelijk
maatkannetje. Het schild is door een borduursel als
helmdeken en twee bloemtakken, even als dat der
Kleermakers, omgeven, en boven den heim prijkt
mede een rechts gewend maatkannetje. Arnhem pl. II of
XCIX (16).
De hooge beker van 1714 van het Tapptersgild is afge-
beeld in den Geld. Volksalmanak van 1858, tegenover blz.
24. Hoog 70 n. d. en van middelbaren omvang, 36 n. d.,
is hij de grootste en prächtigste van alle Arnhemsche
gildebekers. In den Cat. A rti van 1858 wordt hij, onder
n° 1867, aldus beschreven:
„Dp het deksel Bacchus op een vat, op hetwelk de wa-
penen, wapenteekens en namen der gildemeesters Schuür-
MAN 1714 en Derck W alburg 1748, en die der boek-
houders R. H oyman 1770 en W. MacDonald 1772,
terwijl op het deksel en den beker de namen enz. der
gildemeesters, boekhouders en gardianen van het gild van
1714 tot 1792 gegraveerd zijn.“
St. Josephs- of Timmerlieden {en Metselaars) gild.
Tusschen 1634—1649 werd, volgens het Statutenhoek
(blz. 175), het loon aldus vastgesteld: „Yoor een meester-
„timmerman, metzelaar en leydekker 15 tot 18 st., hare
„knechts . . . 13 tot 14 st., een opperknecht. . . 11 tot
„12 St., alles vrij bier of 2 stuivers daarvoor, alles des
„daags, per persoon.“
Hunne rekeningen zijn van 1643—1659, hunne resolutien
van 1695—1806 voorhanden. In 1657 hadden
zij een verschil met de magistraat over het uitsluitend
leveren der doodkisten aan het St. Catharina gasthuis.
(P. XiJHOFE, Inv. blz. 457). Cver het weduwen huis van
het St. Josephs gild, sedert 1741 in een huis op de Beek
door een legaat tot stand gekomen, deelt Staats E vers
(blz. 79—80) het een en ander mede. Hun gildebord in
de Groote Kerk van 1766/67 bevat de namen van G. T e
W inkel , Gildemeester, S. K etelaar , Boekhouder, A.
D e W it , A. Spanhoek , W. Y an Ooy, A. A’^os, D. Ask.
i.s.