Keerzijde: Rindrick [ Boelofs | 1674. (Groot 30.) Wrz.
Jhr. H o o f t V a n I d d e k in g e , Groningen, p l. 2 of CXXXI (8 ).
Een tweede exemplaar, geel koper, gegraveerd, doorboord
(groot 30), met een dunner anker, heeft: Bron
Eilkens 1711 (Verz. Q u a e s t iu s ).
Een derde, in lood, heeft op de
Keerzijde: K \ Klaasen \ 1792. (Verz. H e s s e l in k ).
Een vierde (Bevue 1859, p. 106 n° 112) in lood, gegraveerd
, doorboord (groot 34), heeft op de
Voorzijde: Een groot anker.
Keerzijde: A. G. \ Jonkhof \ 1792.
Een geheel van dezen verschillende en met de Leeuivar-
der gildepenningen overeenkomende, vonden wij (15 April
1876) in de Prov. Verz. te Groningen. Zie Groningen,
pl. 2 of CXXXI (9).
Zilver, gegraveerd, in kabelrand (groot 34).
Voorzijde: Een naar de linker zijde zeilende tjalk met
gaffelzeil. Op den voorgrond of liever zee, een boei.
Keerzijde: In een bladerenkrans: Albert Jacobs | is int
Schippers gildt getreden \ den 6 Januari 1743.
De naam en het cijfer 43 hebben een anderen naam en
een ander cijfer vervangen. Ook om het verschil der schepen
(zie F e i t h , Zegel B van het Groot Schippersgild) durven
wij dezen penning niet aan het Groot Schippersgild van
Groningen toekennen.
17. De Stelmakers of Wagemnakers en Bademakers
hebben in hun wapenschild een ploeg, en daar onder een
r.oogemamdo stel-oi ladderwagen. ( F e i t h n° 17.) „Zij mochten
,“ zegt W u n n e (blz. 24), „uitsluitend vlegels, kloppen,
kippen, schuifkarren, kruikarren, bodden , mestroggen en
al wat wagen en ploeg aangaat, maken.
Het 18de of laatste burgergild was dat der Pelters,
Pelsters of Bontwerkers. Een pels of omzoomde jas was
in hun schild te zien. ( F e i t h n° 18.)
b e wapens en penningen, voor zooveel zij nog voorhanden
zijn der twaalf Baadsgilden vertoonden zich als
volgt :
1. Brouwers. Een zeer oud gild zoo belangrijk dat zelfs
adelijken zich daarbij deden inschrijven. Xog beden is het
Groninger kluinbier beroemd en gezocht. Zie Navorscher
1874 blz. 573.
W u n n e , blz. 25 zegt, dat er naar het schijnt, in 1434
reeds 273 leden van dit gild hebben bestaan. Hun beschermheilige
was St. Lambertus. Hun wapen bevat drie werklieden,
waarvan twee hezig met het roeren der groote
spoeling- of beslagtobben. ( F e i t h n° 1).
2. Goudsmedengild opgericht in 1317. Een beker met
deksel waar boven een paar gekruiste hazenpootjes '. Zij
hadden hunne partikuliere teekens of merken. *
> In ’s Rijksmnnt en bij alle goudsmeden gebruikt men die nog voor het poetsen.
9 In de Verz. Qu in t u s is een geel koperen (groot 29), eenzijdige gestem-
polde penning, met in het midden een gondsmidsmerk (Gekroonde Scepter
door twee handen vastgehouden in een krans). Omschrift: Gegrav. Peter D.
Weerdt Den 14 Maart 1768.