Want MÙe op den Heere siet —
Hij sien hant en hulpe biedt.
Welvaeren is kunst. Anno 1646.
Twaalf zilveren banden, waaraan 91 schilden hangen,
omgeven dezen drinkhoorn. Al deze schilden van 1646—
1794 (of liever tot 1810) bevatten de namen en verre de
meeste de wapens der gildebroeders (zie de Beschrijving,
blz. 128—132).
Aldaar vindt men ook, blz. 133—135, de namen op de
54 koperen Schippers schilden voorkomende (1729—1811).
Perkamenten charters van dit , gild van 1455, 1494,
1563, 1642 en 1644 zijn nog voorhanden.
Smidsambt. De verzameling te Nijmegen bevat een aantal
voorwerpen van dat ambt, zoo als vier gedreven
schilden, waarop de namen van een Sweertveger, twee
Tinnegieters en een Slotemaker ; een kovel (kap of muts)
van 1649; eene banier van 1765, waarop EUgius (St.
Eloy), ook wel Sánete Loge genaamd, met tang en
hamer enz. ; afgebeeld en besc hreven in De Oude T ijd ,
1874, blz. 289 en 290. Twee stempelhamers, waarop de
letters St. l{oseph) (?) Timmermansgild (?) enz. Zie Beschrijving
blz. 137, 138.
Tappersgild. De banier van het jaar 1787 van dit gild
stelt Ceres voor met de spreuk: T'is dat men drinkt en
eet; voorts het wapen van Nijmegen, eene gildekan, een
gevuld bierglas, een boom, een krans van korenaren en
9 wapens van 8 jonkmeesters (waar onder twee van 1795)
en van een boekhouder. Ook op de kan is Ceres te zien
met de woorden: de noppen van mijn kleed 1787, en de
wapens van een boekhouder en 5 jonkmeesters.
Timmerluydenampt. Blijkens de nog voorhanden banier
had het St. Joseph tot patroon. De attributen waren, in het
begin der 17e eeuw, een schaaf, een hamer, passer en recht-
hoek. In 1647 een boor, een beitel en een passer; in
1772 passer, hamer, bijl en trekmes. Den 26 Aug. 1601
werd door het bestuur van Nijmegen het ambt van Tim-
merlnyden voor een tijd en onder zekere bepalingen voor
alien en een iegelijk opengesteld. Ook den 30 Decb. 1724
werden gewichtige veranderingen in hunne ambtsbrieven
en die der Schrijnwerkers gemaakt. Zie Extract 1748,
blz. 4—5, ook over de openzetting van 7 April en 4
Septb. 1603 der ambten van Metselaars en Schrijnwerkers.
Voerluydengild. Dit gild werd het laagste in rang gesteld.
{Geld. Volksalman. 1854, blz. 20). Het speelde dan
ook in 1705 een hoofdrol, versterkt met het janhagel, in
de bloedige tooneelen van 7—8 Aug. 1705. Hun tinnen
gildekan van 1769, waarop de vijf zintuigen en daar boven
de woorden: Nooit volmaakt gegraveerd zijn, bevat
vier curieuse opschriften. ’ Zie Verzameling blz. 141.
0 ! haat en neydt wat syt gy groot
De trouwate liefde is nu doodt
dat yder haater braack zyn bien