!hl¡
r
m!':íÍ'SI;/'í
láiS'
I!í í
!l.;
92 A K N llE JI.
Schipqters, Wynteppers, Ossemvijders, Kremers, Vleisch-
Jwimers, Koernkoperen ende voert, die cys diverse neringen
tot desen voerss. gehoeren van den eenen gilden; die
Brouwers, Herbergiers, Bierteppers, Barbiers, Bouivluide,
Becker, Molners (Molenaars) ende Voir (Koev)luide van
den anderen: die Smeede van golde ende sylver, iser ende
stael, Harnaschmaeckers, Zaedelmaeckers, Spaermaeckers,
Mesmaeckers, Swerdenbereiders, Hoefsiegers, Kooperslegers
ende die sich mitten hamer behelpen van der darden, ' die
Louwers (Looiers), Lersen, Sloetsen (Sloffen of Muilen)
ende Scoemaekers, Tripmaekers, Biemslegers ende die sich
metten leer generen, van der vierden: die Lrap>enerders, "
Gewandsnyders, Ververs, Schroeders (Kleermakers), Pelt-
sers," Wullen- ende Lijnen wevers, Vollers, Hoedenmaec-
kers, * Lroechscheerers, Opreiders (Klanders), ende voert
die metier wollen omgaen van der vifter (vyfde) ende die
Scilders, Beduir- (Borduir-) stickers, ' Glaessmaeckers,
‘ Later waren onder het St. Eloy- of Smidsgilde begrepen; Smeden, Goudsmeden
, Tinnegieters, Hoefslagers, Messen-, Sloten-, Bussen- en Sporenmakers,
Helmslagers, Ketelers, Koperslagers, Pottengieters, Schalenmakers,
Zwaardvegers, Scheymakers, Hamakers, Boograakers en Zadelmakers.
3 Hoe streng men nog in 1539 handelde tegen hen die deze nering uit
Arnhem naar Munster hadden oyergebracht, vermeldt St a a t s E v e r s blz. 17.
3 Voortaan zullen geene Bontwerkers zonder proef meer in liot gild worden
opgenomen (9 Aug. 1665). Statutenhoek blz. 257.
' Hoedenmakers behooren tot het Snijdersgild (17 Septb. 1606).
3 Volgens het Statutenhoek (29 Octb. 1616 en 18 Jan. 1619) behoorden de
Borduurwerkers en Stekers of Stikkers destyds er nog onder. Een Beeld-
Kistemaeckers, Steenhouwers, Metselaers, Baedemaeckers, ‘
Kupers, Tymmerluiden, Leckers, Mandemaeckers, Eolt-
sneyers, Lachuerers, Arbeiders ende voert die daertoe gehoeren
van der sester gilden. Al deze bedrijven, begrepen
in zes gilden, beloven: „alle punten en articulen in den
„voersscreven gildtbrief begrepen vestlichen te halden ende
„volcomelick nae te gaen. De overtreders zal men straffen,
„ende indien ons die Richter ende Scepenen daertoe helpen
„wyllen, soe sullen wij die tho baetten nhemen. Buytten
„ende Vuitheemschen luiden“ zal men niet in de stad toela-
ten om hunne waren te veilen, te slyten of te verkoopen,
als alleen op de vrye jaarmarkten en op de Satur-
dagsche weekmarkt, want die buitenlui waken niet voor
de stad en betalen geene schatting of ongeld gelijk de
Arnhemsche burgers, die hunne zes gilden „ende voert
„syn volle harnascli hebben,“
Yerder blijkt uit dit belangrijk stuk, dat men Nijmegen
tot model had genomen, en dat er vroeger veel ge-
twist was over de orde, om in processie en ter misse te
gaen. Yoortaan zoiide men zieh houden aan de ordonnantie,
die men hier in dit stuk beschreven vond, enz.
steenliouwer werd (1 Mei 1741) er in opgenomen. In de 17^® eeuw was de
volgorde deze: Timmerlieden, Kistenmakers, Kuipers, Eaderinakers, Beeldsnij-
ders, Wanmakers, Stoeldraaiers, Maalders, Steenmetselaars, Leidekkers en
Glazenmakers.
’ Radermakers (1 Sept. 1634) mögen geen paneelwerk aan carossen of ca-
lessen maken, daar de stijlploeg aan gebruikt wordt, noch beeidwerk.