v.an een aantal voonverpen van het Bakkersgild, in genoemde
verzameling voorhanden. ' Daaronder is (n° 1) een
Latijnsch Missaal, reeds in 1482 voor „die ghemeyn becker
tot Nijmegen“ geschreven, en op het schutblad daarin
leest men van „een altaartaeffel“ , die zij, in 1483, te
Deventer hadden laten snijden, bekleeden, stoffeeren, ver-
gulden en orneeren met een „cruys van fijnen golt.“
N° 2—12 zijn tinnen kannen of tuiten, met de jaar-
tallen 1625 ", 1650, 1710, 1711, 1739, 1743 (twee), 1773,
1 Vergelijk Cat. A rti 1858, n» 247, 250. In den Cat. P. C. G. G uyot
1869, blz. 31, 13 11« 76 een Broodbakkers gildekan te Nymegen. Anno 1722.
Lood; n« 77 “ van 1750 en n« 78 = van 1782 waarschynlijk ~ n« 11.
Yerzameling, fol. 123.
2 Als eene bijdrage tot de kennis van de tijden deelen wij de opacbriften
mede, waarvan sommige reeds in De Onde Tijd 1874, blz. 20—25, zyn
opgenomen.
1625. Godes . ertrick . is . breet . ende wyt
Elcker . mins . moet . hebben . op . der . erden . sinen . strit .
Die . malkanderen . beligt . ende benijt .
Godt . sal . dan . die . ordelen . tot . sinder . tijt .
A e l b e r t t e r S t e g e n .
1650. 0 mensch der wormen aes,
O hoopken slijck en stof
0 dovw, 0 ydel dwaes
Waerop stelt ghij v lof.
Wie is t u gevend
Wat morghen worden sal
Of dood of levend
Daarom doet goet vooral.
R e y n ie r W orm s m ester in der ty t.
1782 en 1791, alsmede n° 13—17, 4 zilveren (van 1632)
en 29 koperen begrafenis Schilden (1741 —1792) met de
1710. Leit voor de waerheit en vreest geen swaerheit,
Altyt met leitsaemheit uwen troost van Godt verbeit.
N ic o l a a s V ek m a se meester in der tyt. A» 1710.
1711. Godt komt de eer en niemandt meer.
L a m b e k t h S t o p p e n d a h l . 1711.
1739. Kompt . aan . meesters, — stelt . my . nu . voiren
Dien . gij . nu . tot . meester . hebt veroooren.
Boekhouder en meesters in der tijt P e t e e Y e l t k a m p , boekhouder. A r ie
VAN I J s e l d ij c k , jonckmeester. J a co b v a n K u v c k , outmeester, Ch r is t ia b n
Sc h o u h a m e r , jonckmeester.
Op de kannen voornoemd vond men bijna alleen het gildewapen; op die
van 1650 met dat van Nassau en op die van 1710 wellicht met dat van
N. Y e rm a se verbonden, maar op de rood koperen kan of tuit van 1739prij-
ken de namen en wapens der meesters van 1739 en 1743 met het omschrift:
Vyt de oude (tinnen) kannen en
verslete honte tuyten haar aase ,
en door dese meesters haar overleg en spaarsaam leven,
en daarenboven wynigh gelt by amptscasse
heeft dese twee nieuwe amptstuyten in cooper vercregen.
Acht meesters schenken een deksel in 1743.
Dees deksel voorheen niet gemaakt. Wensch dat
niemant het werk laakt. Anno 1743.
De tweede kan van ^ heeft dezelfde wapens en namen, maar het eene
opschrift luidt;
Wij . diene . tot gemack . om . in . de . kan . te . schincken,
Wanneer . het . backkers . ampt . vergadert . om te drincken.
Die . nu . wil drincken . tot . plaisier,
Komt . met . sijn . leege . kannen . maar . hier.
Yeel minder blymoedig zijn de opschriften der tinnen kau van 1773:
a) De senden doen het landt en haar imvoonders treuren,
De straffe van Gods handt, sij dan teregt beseuren