„Onder de legen , zegt hij , zullen destijds zekerlijk geweest
„zijn de Barbiers, Wijnkopers en ook de Brouwers, die
„eerst in 1433 tot een Hoofdgilde zijn aangesteld in
„plaatse der Vleyschlmmers. Naderhant zijn de Hoofdgil-
„den vermindert“ enz. *
Met een enkel woord willen wij die verandering en ver-
mindering vermelden.
In 1402 (Burman I , blz. 3, 4) vinden wij de volgende
gilden, ieder met twee Oudermannen:
1. Wantsniders. 2. Sniders. 3. Bachers. 4. Moelnaars.
‘ Bij D odi V an P len sb ü k g , Archief IV, blz. 372—385 vindt men de
ordonnanties van den Goutsmeden van 1382, 1433, 1490, 1507, 1610, 1615,
1616, 1641, 1642 en 1644.
Bij Te Water III, blz. 728—740, die van 1697—1611- 1612—1614—1615
van dezelfden.
Die der Tinnegieters 1638—1660, aldaar III blz. 743—744. Der Bißhouwers
van 1609—1708, III blz. 748—753. Over de Steenbickers kan men naslaan
III, blz. 753, 754 en blz. 755—757. De Glazenschrijvers en Glazenmakers-
giid 1612—1614, blz. 760—761. Boekverkoopers ea. Boekänikkers 1623—1678,
blz. 761—764. (Het Boekverkoopers, Boekdrukkers en Boekbindersgild vierde
zijn eerste eeuwgetijde den 2 Aug. 1763. Zie Nederl. Mercurius Aug. 1763,
blz. 49—51 en Sept. blz. 77—82).
Botterhiyden of Vettewariersgild in de Boterstraat III, blz. 786—788 van
1601—1688. Tabaksverkoopersgild 1712, ald. blz. 789. Grutters en Gorters-
gilä blz. 796—798 van 1656. Molenaars blz. 798—800 van 1012—1685. Korenkoopers
op de hooge Korenmarkt van 1650—1658, blz. 800. Vischverkoo-
pers enz. blz. 819-827, van 1578—1714. Wijnkoopersgild III, blz. 846—
849 van 1575—1706. Bromcers III, blz. 849—850 van 1635—1650. Biertappers
blz. 851—852 van 1605—1614. Over het veer tusschen Utrecht en
Amsterdam (1583—1615) III, blz. 881-897. Van Utrecht op Woerden, Leiden
en ’s Gravenhage (jaagschuiten) blz. 898—985 enz. enz.
m*
5. Linnenwevers. 6. Vleyschhouwers. 7. Vischcopers. 8.
Louwers (Looiers). 9. WoUewevers. 10. Marsluden (Mer-
cenieren, Merciers, Kramers). 11. Botterluden (of Koop-
lieden in kaas en boter). 12. Cordewanniers (Scboenma-
kers). 13. Oude Cordewanniers (Schoenlappers). 14. Coren-
hopers. 15. Oude Wantsniders. 16. Steenbickers. 17. Gra-
werkers (Grau- of Bontwerkers). 18. Byemsniders (Leer-
koopers). 19. Bißhouwers. 20. Smeden. 21. Zadelaers in
de Zadelstraat.
Wij hebben elders (b. v. bij Maastricht) gezien, hoe de
gilden verplicht waren te velde te trekken. Ook in Utrecht
was dit het geval, maar de lust om vrouw en kind, haard
en have, werk en bedrijf te verlaten en om in 1403, op
bevel van den Raad, tegen den aan velen bevrienden Heer
van Arkel te velde te trekken, was toen niet groot. De straf,
dat allen, die niet mede getrokken waren met Stads Wimpel,
niet zouden te loote gaan om de regeering van dat
jaar te bestellen, was noodig. ‘
‘ Mcrkwaardig zijn de stukken over de ordre de bataiUe waarin de gilden
nittrokken „als men de cloc slaet“. Die van 1386 wordt medegedeeld in den
ütrechtsohe Volksalmanak voor 1851 (blz. 1 6 6-171), en die van 1403 door
B u rm a n I , blz. 38—40. Er waren drie hatalien en twee wimpels, rood en
wit, de kleurcn van het St. Maarten wapen in 1386; ook toen waren er
(volgens het Buurspraeck Boek) „onhoorsamichen“. Andere dergelijke besluiten
van 1387 (A n t o n iu s M a t t h a e u s , De Nobilitate L. II cap. 15) p. 31< —
318 (Amst. & Lugd. Bat. 1686) van 1401, 1402, 1407 vermeldt BURMAK
I, blz. 40. Zie ook G. V an H a s s e l t , Notae in A n t o n h Ma t t h a e i hbros
de Nobilitate. Traj. ad. Rhen. 1787, p. 50.