bloempjes gesloten bladerenkrans omgeeft deze voorstelling.
Keerzijde : in vier ovalen; Pieter ( Pitersen | Verduyn.
Op een tweede ‘, wat de voorzijde betreft daaronder
geheel overeenkomend exemplaar, leest men:
Sent Abr
AMSEN
CONYNCK.
De gewone gildepenning is van geel koper, gegoten in
diepen vorm, met het oog (groot 43). Z ie’s Hertogenbosch
pl. 4 , of LXXXVII (17).
Voorzijde: Een naar de linker zijde varend scheepje,
of kleine tjalk, bemand met drie personen, waarvan een
peilt, de tweede het anker klaart, en de derde het zeil
ophaalt. Vier vlaggen versieren het hoog iiitspringend schip.
Boven het schip in het zenith de Noordster.
Omschrift :
A l • varende • kort • den • wegh ■ s • levens.
Keerzijde: ln het veld de sierlijke boom uit het wapen-
schild van ’s Hertogenbosch.
Daarboven: A nno | 1683.
Daaronder een gildenummer (28) (42).
Omschrift:
* S ch ip p ers • g ild e • v a n • sh erto g en b o s.
{Pevue 1859 p. 24 n° 78 Cat. N. Brab. Gen. p. 115 n° 1).
* Verz. H o e u f t te Amsterdam. K. A. v. Wetenschappen. (Trippeuliuis).
De heer P. H. V an G e l d e r , te Velp, denkt ook aan ’s Hertogenbosch. Uit
zijne verzameling is n” 16.
De Deken van het gild had deze penningen in bewaring.
Wanneer hij eene vergadering der gildebroeders belegde of
hen tot de begrafenis van een overleden medebroeder deed
uitnoodigen, zond hij den gildeknecht met den rist penningen
bij de broeders rond, die bij elk een exemplaar met de bood-
schap bracht, als een bewijs dat hij bij hem werkelijk ge-
weest was. ' Bij de bijeenkomst werden de penningen den
gildeknecht weder ter band gesteld. De Deken wist hoeveel
penningen er waren afgegeven, en dus zag men dadelijk
hoevele leden aan de oproeping niet hadden beantwoord. '
Jaarlijks werd een nieuwe Deken gekozen, aan wien, door
het gild, een gegraveerde, zilveren penning vereerd werd. *
De volgende penningen troffen wij als overblijfsels
van deze gewoonte, die de graveerkunst bevorderde, nog
^ Men noemde dit aanspreken^ en de gildeknecht was de aanspreker. Hij
ging vóór de baar u it, en deed wat nu de aansprekevs hidders of noodi-
gers doen. Zie in de Oude Tijd, 1874, blz. 161, dien lijkvoorganger met
de zilveren noppen, bet met zilver beslagen doornenstokje in de hand en in
den rouwmantel gebuld, in Nijmegen tot 1867 in zwang.
= MS. aanteekening van wijlen Dr. C. R. Hermans; opgeteekend uit den
mond van den heer Maas , vroeger schipper, later koopman te ’s Hertogenbosch,
toen hij den zilveren dekenpenning, onder n® I vermeld, aan het
N. Brab. Hen. schonk.
^ Bij het gild berustten ook zes gegraveerde zilveren platen, zoo groot als
een dessertbord. Bij de begrafenis van een gildebroeder werden deze aan
het lykkleed van de kist vastgehecht; één van voren, één van achteren en
twee aan weerszijden. Zij hadden f l b l .— zilverwaarde en gingen, na de
ontbinding van het gild, in den smoltkroes! MS. aant. als hoven. Het Schippers
archief was in 1874 bij den heer V an H e f t e n Senior, f 1875.