6 1 '
i :
Keerzijde: glad.
Ten slotte deelen wij nog een achthoekigen, geel
koperen, gegoten, vrij grooten en met een oog voorzienen
penning uit de verzameling van den heer D umo ulin mede.
Voorzijde: In een schild de vijfpuntige ster.
Keerzijde: 74, gegraveerd. Zie Maastricht pl. 3 of XCVII
(28). (Ook in lood, met het cijfer 179). Is het een per-
missie draagpenning voor de bedelaars, zoo als die ons in
Amsterdam en ’s Hertogenbosch zijn voorgekomen, of is het
een brandspuitpenning, zoo als anderen denken ?
Wij hebben reeds opgemerkt, dat de meeste oude bescheiden
der gilden in Maastricht door de vreeselijke verwoesting
dier stad in 1579 vernield, en dus deaanwezige
gildestukken van lateren tijd zijn. Van de Vleeschhouwers
‘ echter is het Statuten-verdrag en kinderhoek van
4 4 8 5—1795 nog aanwezig. Dit boek en de oiidere stukken
van vele gilden worden vermeld in het Verslag over het Stads
Archief, als bijlage B gevoegd achter het Jaarverslag van
Burgemeester en Wethouders van Maastricht van 1852, V,
blz. 59—61, opgemaakt door den verdienstelijken, toenma-
ligen Stads-Archivaris, den advocaat Mr. O. D. F e a n q u in e t .
1 Zij hadden St. Anna tot patrones. Ik herinner mij, schrijft mij de heer Du-
MOTJLIN (1 Decb. 1874), dat v o o r een twintigtal jaren de Vleeschhouwers alhier
nog verplicht waren, in de stads vleeschhal hun vleesch uit te stallen en te
verkoopen, dat daar door de Beenhakkers een groep geplaatst was, verbeel-
dende de moeder Anna, en dat de dag, waarop het feest dier Heilige in-
viel, door hen werd gevierd.
WEERT.
De Linnenwevers van dit, ook door een rijmspreuk *
bekend stadje, hadden het volgende rood koperen , geslagen
(groot 19) , penningje. Afgebeeld bij Breda op pl. XCIV.
Voorzijde: Een gebloemd wapenschild, gedeeld, links
een bloem en rechts drie hoefijzers (2. 1.), daar boven
in het schildhoofd: W b e r t , en daar beneden gedeeld 77.
1 „De hurgerij van Waard
WAs van een doode roch vervaard'^
zoo leest men op den titel van het Uithangbord van J o h a n n e s H i l a r i d e s ,
als burger en boekverkooper in de Hoochstraat te Dokkum, waar het
Caartspel en de Ergernissen beiden ten toon staan. 12« 1695. Ook in plaat is
deze historie van den, van een doortrekkenden kar in AVeert afgevallen rog
te aanschouwen, alsmede te Haarlem in den gevel van het voormalig gilde-
huis der lakenbereiders, in de Vlamingstraat. Zie over De Boggestekers van
Weert, de Oude Tijd 1873, blz. 220, waar de historie verhaald wordt.