
tfr IO ijORR : D' • DS : IjSS
en dat der kz.: ¿fr IRORamffi ROV2Î • D a : RIRÎj voor IJim*.
N" 21 heeft eene Vi in het hart des kruises, terwijl dat kruis zieh binnen
een compartiment schijnt te bevinden. Op N°, 21 onderscheiden wij in den
rand het woord:
rpVROR
het verdere is onduidelijk.
N° 22 heeft weder eene afwijkende, doch onduidelijke, voorzijde met half
leesbaar omschrift.
Ook de kz. is niet duidelijk; althans niet de letter in het hart des kruises.
Van het omschrift onderscheiden wij : I
f r , B o vs : Da : i?raa.
Zonderling is het, dat deze munten bijkans alle zoo zeldzaam zijn dat wij ze
alleen uit bovengemelden vond hebben leeren kennen; zouden de overige alle
weder versmolten zijn?
MUNTEN TE GRIIYTRODE GESIAGEN.
Op de Platen XIV en XV, geven wij de munten die de Landcommandeurs
der Duitsche Ordeten balije Oude Biezen, te Gruitrode in de 15e eeuw hebben
laten slaan.
Het is bekend dat de Bidders der Duitsche Orde in het Heilige Land hun-
nen oorsprong namen, en dat ze onder Keizer Prederik II, in Duitschland
twaalf Balijen bezaten, waarvan twee in de Nederlanden: te Utrecht en te
Oude [Alte] Biezen bij Maastricht, Het land van deze laatste was hun in
1224 door Aamoud VI, Graaf van Loon en zijne gemalin Mechteld, Abdis van
Munsterbilsen, geschonken geworden.
De balije van Oude Biezen , waarover de Heer w o lte rs in 1849 eene Notice
Historique in het licht heeft gegeven, had als eene harer twaalf commanderijen
in 1414 het dorp Gruitrode bekomen, mede in Limburg gelegen. Zij
sloegen daar munt,, hoèwel het, evenmin als in vele andere dergelijke geval-
len, bekend is met welk regt.
Van at de Grootmeesters, die de Heer w o lte rs verméldt,, komen van hen,
wier munten wij te beschrijven hebben-, hier alleen in aanmerking Iwan of
Jan van Cortenbach en Matthias van der Straten.
Iwan (van waar deze Russische spelling des naams; is het" ook een Lijflandsche?)
van Cortenbach komt voor op het jaar 1430, zijnde in 1440 opgevolgd
door Theodoor van Betenhausen; terwijl Matthias van der Straten eerst in
1460 aangetroffen wordt.
De type der munten van Iwan van Cortenbach, die wij onder N° 1—4 en
yerder van N° 8—11 mededeelen, is voor een aanzienlijk deel die van den Luikschen
Bisschop Jan van Beijeren, te weten een in schuinsche rigting aan een
gebladerden boomtak opgehangen wapenschild, hetgeen, terwijl Bisschop Jan
van Heinsberg het mede aannam, aanleiding gaf dat de kleine Heeren aan de
Maas, gelijk wij zoo even zagen, onder anderen de Heeren van Kessenich, het
navolgden, en zoo vinden wij het thans ook op munten van onzen Commandeur.
Wij ontleenden ze aan de ons medegedeelde plaat van le le w b l, later opgeno-
men in de Heme van 1857. Het wapenschild is dan op N° 1, 2, 3, van
goud met drie roode banden. Omschrift:
fr I WIN (sic) DS CORWSB75
Op dë kz. ziet men het wapenschildje, tweemalen in het klein herhaald, tusschen
de beenen van een Karolingisch- kruis. Omschrift: •
<S> MONSW7Î <5. D S « GRVVRO.
N° 2: met de zelfde type op voor- en keerzijderi, blijkt duidelijk van een
anderen Stempel te zijn.
Op N° 3 ontbreken de twee kleine wapenschildjes tusschen de beenen van
het kruis op de kz. In de omschriften merkten wij geen verschil op.
N° 4 heeft een vierveldig wapenschild; bevattende in 1 en 4 de banden uit
het Cortenbachsche wapen in oingekeerde rigting, terwijl in 2 en 3 de ware
rigting in acht genomen is. Het geheel is gedekt door het schildje der Duitsche
Orde, zijnde van zilver, met een gevoet kruis van sabel (zwart) gedekt
20