
Jakob III, die vvel eena de jonge Heer van Hoome, Altena, enz. genoemd
wordt, werd in 1519 met een gezantschap naar Engeland ¡belast.' Hij had
achtereenvolgens in huwelijk:
;,-le Margaretha van Croy, welke den 7 Februarij 1514 overleed en te Weert
begraven werd. Deze sohrandere vrouw, die eene dochter was van Filips van,
Cröy, Graaf van Chimay, Baron van Quievrain, Heer van Thou, Bidder der
Orde van het Gulden Vlies en Landvoogd van Holland, voerde briefwisseling met
Margaretha van Oostenrijk, Landvoogdes der Nederlanden.
2B Claudine van Savoye, die den 2 April 1528 overleed.
Dit huwelijk had plaats door den invloed van de Aartshertogin Margaretha
van Oostenrijk.
3e Anna van Bourgondie, dochter van Adolf, Heer van Beveren, Veere en
Vlissingen, alsmede van Anna van Bergen.
Jakob III liet bij zijn overlijden, op den 15 Aug. 1531, geene kinderen na.
Op den 27 Augustus daaraanvolgende deed zijn broeder Jan de leenhulde
voor Hoome aan den Luikschen Bissehop Everard van der Mark. Het Neder-
duitscle bewijsstuk daarvan , te Brussel opgemaakt, komt voor bij wocteks
t. a. p. bl. 60 en 61.
Toen, in 1539, de komst van Keizer Karel V, uit hoofde van den opstand
der Gentenaars, te gemoet gezien werd, noodigde de Landvoogdes de voomaamste
Grootwaardigheidbekleeders en Bidders van het Gulden Vlies uit om zieh op den
12 Januarij te Valengyn te bevinden, ten einde den Keizer te verwelkomen.
Onder hun getal bevond zieh ook Graaf Jan. Deze, die, gelijk wij boven zagen,
in den geestelijken stand was opgevoed en in 1502 met de Proostdij' van
St. Lambertus te Luik begiftigd was geworden, wensehende dat de regte lijn
der Graven van Hoome en Altena niet mögt uitsterven, liet zieh door den Paus
van zijne gelofte ontslaan, en trad, nadat hij het bestuur van zijn Graafschap
aanvaard had, in het-huwelijk met Anna van Egmond, dochter van Floris van
Egmond, Graaf van Buren, en van Margaretha van Bergen. Zij was weduwe
van Joseph van Montmorency, Bidder, Heer van Nevele, Hubermont, Huyssen
en Zwijndrecht. ' . , o 8OT8 WS« .
. Het gelukte aan Graaf Jan, even min als aan zijnen broeder, zieh kroost te
verwekken; Hij beschikte dus over zijne landen en goedereu ten behoeve der
voorkinderen van zijne gemälin, de Montmorency’s, en wel in de eerste plaats
van Graaf . Filips van Montmorency.
Al de verschiliende stukken, die betrekking tot deze zaak en de daarna plaats
gehad hebbende verheffing der Leenen hebben, zijn in het Nederduitwh ge-
steld (1), een blijk, dat die schoone taal toen in die streken nog niet bij de
aanzienlijken door de zoo veel ärmere Fransche verdrongen was geworden (2).
Zulks heeft eerst.plaats gehad toen de Nederlandsche grooten zieh de taal hun-
ner vaderen begonnen te schämen, en de slaven der vreemdelingen werden, iets
wat eenen nadeeiigen invloed had op het gebruik der moedertaal door de mid-
delklasse, die thans nog in Limburg veelal het Fransch aan de moedertaal
voortrekt, Men vergeve ons deze uitwijding.
Filips van Montmorency nam dan niet alleen bezit van het Graafschap Hoome,
maar ook van de heerlijkheden Weert en Wessem, gelijk ook van de onder-
voogdij van Thorn.
Het leenhof van Gelderland bevat de acte van leenhulde daartoe betrekkelijk.
Filips was in 1522 geboren, diende Keizer Karel V in vele oorlogen, en
volgde den Infant, later Filips II, in Duitschland, Italie, Spanje en Engeland.
Teruggekeerd, werd hij tot Landvoogd over Gelderland en Zutphen aangesteld.
In 1655 werd hij te Antwerpen, te gelijk met Don Garlos, tot Bidder van het
(1) Zie o. a. woltebs t. a. p. bl. 78 en 79.
(2) Men heeft het ons wel eens ten kwade geduid, dat wij dit werk'niet in het Fransch
hadden geschieven en uitgegeven. Men meende, dat het dan een veel grooter debiet zonde
gehad hebben en wij meer voldoening van onzen veeljarigen arbeid zonden hebben inge-
oogst. Het is mogelijk dat men gelijk heeft. Wanneer wij een werk over de munten van
Portugal hadden geschreven (een werk, dat. wel in ons voornemen lag, doch dat gelnkkig
door een Portngees is ten uitvoer gebragt) zouden wij het buiten kijf in het Fransch hebben
nitgegeven. lets anders is het echter om een nationaal werk niet in de nationale taal
nittegeven. Ons althans streed het teged de borst om over Hoilandsche, Geldersche, Gro-
ningsche, Friesche en andere Nederlandsche munten in eene vreemde taal te schrijven, hoe-
wél het ons, die sedert onze kindschheid met het Fransch zeer vertrouwd zijn, niet moei-
jelijk zoude. gevallen zijn om ons Muntwerk althans in dragelijk Fransch nit te geven,
gelijk er in de 19® eeuw zoo vele werken door niet-Franschen geschreven worden.