
eene st». Buiten den parelcirkel leest men:
IOfyZi * COMS DRVS MSGR.
Qp de kz. wordt binnen een parelcirkel een arend gezien, onder wien zieh
het wapenschildje van Megen vertoont. Omsohrift:
•p Sirfl 8 ROMSR D RI8 BERICC'
dit laatste eene ons nimmer elders voorgekomene verkorting van het woord
bene dictum.
Dit zeldzame muntje, dat 0,6 w. weegt, werd door ons alleen in. de Verza-
meling van den Kolonel d e r o ije v a n w ichen aangetroffen.
Dit zelfde is het geval met het even veel wegende muntje, dat wij onder
N° 7 afbeelden, en dat de zelfde type op voor- en keerzijde draagt, met uit-
zondering alleen, dat er zieh voor het woord sit op de kz. eene figuur vertoont,
naar het schijnt mede een wapenschildje.
Het omschrift der vz. eindigt niet in DRVS MKGR, maar in DRS MEG'.
Dat der kz. is:
SI® • ROMEH DRI: BRDIG.
N" 9 is een dubbele groot of dusgenaamde boddrager, gelijk er ons in den
loop van dit werk reeds zoo vele, het laatst die van den Heer van Kuik en
Grave (zie boven), zijn vooTgekomen.
Op de vz. ziet men den gezeten, gekroonden leeuw; boven de kroon bevindt
j zieh een hondekop als cimier, uitkomende buiten het versierse!, dat uit vijftien
boogjes bestaat. Omschrift:
IOtyZSHRSS! DSI 8 GR7SGI2S 8 GCOSRSS - SRSGSR
Op de kz., die weder de gewone type heeft, leest men in den binnencirkel:
>J* MOHEOIK »DE * MEGSRSIS
Onverklaarbaar blijft het ons steeds hoe toch, zoo algemeen, dusdanige lompe
fouten in het Latijn der muntomschriften van de middeleeuwen konden geduld
worden. De toestand van letteren en wetenschappen moet dan bij godsdien-
stige slavernij (1) al zeer eliendig geweest zijn. Sleehts weinigen konden lezen.
(1) Men weet dat men zieh met eenige weinige nittreksels nit de Heilige Schrift moest
behelpen, een natuuriijk gevolg van het gemis der drukkunst, terwijl allerbande niystic-
kerij veelal de plaats van degelijk zielevoedsei moest bekleiden.
In den buitenrand staat de gewone legende:
►Je BSHSDIGWVS : ÛVI : VSRIW, enz.
Wij mogten deze munt afbeelden naar het eenige thans tot dus verre meer
bekende exemplaar uit de Verzameling van den Heer s t r ic k e b [later overge-
gaan in die van den Heer c u t p e k s ] , Z. weegt 3,65 w.
N° 10, volgens het gewigt H van de voorgaande munt, heeft ongetwijfeld
den naam van botje of butje gedragen, naar de type, zijnde die van den bot-
drager. Een dergelijk stukje kwam ons voor onder de muhten van Graaf
Willem Y van Holland. Zie de Mmten van Holland en Zeeland, Pl. VI, N° 15.
Het omschrift op de vz. is:
IOijKRS 8 GOMS 8 M SG S •
Op de kz. vertoonen zieh tusschen de beenen van het kruis, dat het veld der
munt in vier gelijke deelen scheidt, de letters:
ÎR S G Ï
terwijl in den buitenrand staat:
MOR | SW2S o | ROV25 [ MSG'
Is van Z. B. en weegt 0,55 w. in het Kabinet der Leidsche Hoogeschool.
N° 11, volgens het tegenwoordig gewigt een tiende botdrager, doch die wel
voor een achtete gangbaar zal geweest zijn.
Rondom de gewone type op de vz. leest men:
» IOijTSRS 8 eCDMSS 8 M *
terwijl tusschen de beenen van het kruis het volgende verkorte opschrift ge-
vonden wordt:
MO | RSO! ) KJGC 1 OMS {Moneta Comitis?}., -,
Gewigt 0,3 w. Bevindt zieh in de Verzameling van den Kolonel d e h o h e
VAN WICHEN.
De N° 12, dp Pl. n i , schijnt voor de waarde van een dubbele groot uitge-
geven te zijn (1). Zij heeft op de vz. binnen een compartiment, dat uit zes
(1) Waarschijnlijk droeg het muntstuk oudtijds den naam van corte cruce penningh onder
het volk, en is het bedoeld in het Buurspraechoek der stad Utrecht, waar wij op >het
jaar 1890. lezen: «Voert so en sijn die corte cruce penmnghen [d. i. die met een kort