
 
        
         
		schrijvers-melden niets  anders  van  Emmo,  dan  dat  hij  ten jare  1067  een gast-  
 huis  te  Loon  stiohtte  en  eene  talrijkg  nakomelingschap  naliet. 
 Aarnoud IV,  oudste zoon  van Emmo,  was  zijn opvolger.  Hij  huwde Aleide  
 van  Diest, - en  veel  leedwezen  gevoelende  over  de eilende,  die de altijddurende  
 twisten  der Edelen  over het land bragten,  verbond -hij  zieh met  den 1 Luikschen  
 Bisschop  om  een  landvrede  tot  stand  te  brengen,  iets  wat  in  1082  gelukte.  
 Ten gevolge van  den roem zijner braafheid  werd hij  in  1094 door  Keizer Hendrik  
 IV  tot  Beschermheer  der  abdij  van .St.  Truyen  aangesteld.  Terwijl  deze  
 door  de;eerzucht van  den  Abt  te  dier tijde zeer in  wanorde  was,  liet  Aarnoud  
 haar  door  zijne mannen  van  wapenen bezetten,  waardoor hij  in onmin  gerankte  
 met  Hendrik  I ,  Graaf van  Limburg.  De bescherming des Keizers veroorzaakte  
 echter  dat  aan  Aarnoud,  die  in  1170  overleed,  geen  leed  geschiedde.  Aarnoud  
 V volgde  zijn’  vader op en huwde  Agnes van Beijeren,  die  hem véle kinderen  
 schonk.  In eenen twist  over de  opvolging  op  den  Luikschen  Bisschops-  
 stoel  trok  hij  de  partij  van  den  Paus  door  het  beschermen  van  den  door dien  
 Paus  benoemden  Abt  van  St.  Truyen. 
 Toen  deze  in  1121  de  vlugt  moest  nemen,  ontving  hij  hem  in  zijn  Graafschap. 
   Ten  jare  1129  nam  hij  deel  aan  den  krijg,  die  tusschen  Alexander,  
 Bisschop  van  Luik,  en  Godfried,  Graaf van  Leuven,  ontbrandde.  Aarnoud  
 vereenigde zijne benden  met de Luiksehe, die zieh te Wilderen neergeslagen had-  
 den,  en  hielp  door  zijn’  moed  de  zege  op  de  Brabanders  behalen. 
 In  1131  bevestigde  onze  Graaf de voorregten,  die  zijne voorouders  aan  de  
 abdij  van  Munsterbilsen hadden geschonken,  en  stichtte  vier jaren  later,  op de  
 Brabandsche grenzen  van  zijn  Graafschap,  de  abdij  San  Averbode  voor geeste-  
 lijken  van  de  Premonstratenser-orde.  Hij  overleed  in  1146. 
 Lodewíjk  I , oudste zoon  des  vorigen,  volgde hem  op.  Hij  was gehuwd met  
 Agnes  van  Reineck.  In  1148  voerde  hij  oorlog tegen  de Graven  van Namen-  
 en  Dasburg,  iets  wat  veel  schade  in  zijn  land  veroorzaakte. 
 Wegens  het  bevestigen  van  Brustheim,  uit- welkç  plaats  hij  de  ingezetenen  
 van  Tongeren  kvvelde,  geraakte  hij  ook in groot  verschil;  ten jare  1170  en in  
 het  volgende haalde hij zieh  nieuwe  vijanden op  den  hals door het  weigeren  om  
 de stad Bilsen,  enz.  ovèr te geven,  die  hij ten  bruidschat had geschonken aan 
 Geertrnid  van  Loon, toen  zij  met Aalbrecht, 'Graaf van  Dalembroek, enz. huwde. 
   De  zonen  van Geertruid dan  vielen hem aan en verwöestten het Graafschap  
 Loon,  Eerst na langdurige pogingen  gelukte het  den Abt-van  Stavelot  de1 twistenden  
 te  verzoenen. 
 Lodewijk,  voor  die tijden  een  vroom krijgsman,  voerde onderscheidene malen  
 de  wapenen  op  verzoek  van  den  Paus.  Zoo  kwam  hij  Herman  van  Hoorne,  
 Bisschop  van  Utrecht,  tegen  diens  wederspannige onderdanen te  hulp,  en nam  
 hij  aan  eenen  kruistogt  in  Palestina  deel. 
 Lodewijk  overleed  in  1171. 
 Zijn  oudste  zoon  Gérard I  was  zijn  opvolger;  hij  was  gehuwd  met Maria  
 van  Gelder. 
 Aangezien de vijanden, in vroegere oorlogen, hunne strooptogten tot aan Loon  
 hadden  kunnen. uitstrekken, liet  hij  het  dorp  Curingen  bij  Hasselt versterken  
 en  derwaarts zijne archieven  en  leenhof overbrengen.  Zulks  geschredde  nog in  
 het jaar zijner opvolging.  Men  noemde dit hof later: de zaäl van  Curingen.  In  
 eene  zware ziekte legde  Gerard.de  gelöfte af van,  herstellende,  deel  aan eenen  
 kruistogt  te  zullen nemen;  Ten  gevolge daarvan  vertrok hij  in  1173-naar  Palestina, 
   het bestuur  van zijn  Graafschap  en de  bewaking  zijner gemalin aan  zij-  
 nen  broeder Hugo overlatende.  Deze  verleidde  zijne  sehoonzuster  en  trachtte  
 zijn’  broeder zijn  land te  ontnemen.  Om  zieh in zijne overweldiging te  kunnen  
 handhaven ;oliet  hij  het. dorp Brustheim versterken, en  begaf 'zich derwaarts met  
 zijne aanhangers en  Maria van Gelder,  die hij  genoodzaäkt had hem  te  huwen.  
 Gérard,  van  zijn  kruistogt  teruggekeerd,  had  veel moeite om zijn  land  weder  
 te  krijgen;  gelukkig  kwam  de  dood  van  Hendrik  hem  van  eenen  onedelen  
 vijand  verlossen. 
 Daarop  beklaagde  de  Abt  van  St.  Truyen zieh  bij  hem  over  de  versterking  
 van Brustheim.  Yruchteloos!  Toen  werd door  den  Abt  de hülp  van den Luikschen  
 Bisschop ingeroepen.  Deze,  niets  door minzame  vertoogen  vermögende,  
 nam  in  1178  zijne  toevlugt  tot  de  wapenen,  doch Gérard wilde hem voorko-  
 men,  en  deed  op  den  1  Augustus  een  aanval op  de stad  Tongeren,  waaryän  
 hij  zieh  meester  maakte;  hij  plunderde  haar en  verbrandde  het  Bissehoppelijk  
 paleis en  een  gedeelte van de  daaraan beiendende Collegiale ker-k.  Gérard werd