
 
        
         
		Dit vermeld hebbende, laat w o l t e r s   (1)  er echter op volgen,  dat de opgave  
 van het jaar 1556  hem zeer twijfelachtig  toeschijnt,  daar  in het grafschrift. van  
 Jan  van  Henin,  Graaf  van  Bossu,  in  1562  overleden,  deze  nog  als  Baron  
 van  Rekheim  voorkomt. 
 Yerder  omdat  een aantal groote zilveren  munten  (zoo  straks  door ons te be-  
 schrijven),  te  Rekheim  in  de  tweede  helft  der  16'  eeuw  geslagen,  een wapen-  
 sohild  dragen,  dat  noch  dat  van  de  Henin’s,  noch  van  de De Quaedt’s,  noch  
 van  de  Aspretaont-Lijnden’s  is,  maar tot de familie Vlodorp schijnt te behooren. 
 Hieruit  maakt  w o l t e r s   dan  op,  dat,  na  den  dood  van  Jan  van  Henin,  
 Rekheim  aan  een  lid  van  het  geslacht  Vlodorp  zoude  overgegaan  zijn, 
 Bewijzen  hiervoor  heeft  hij  echter  tot  dus  verre  geene  andere  kunnen  op-  
 sporen  dan  dat  b ü t k e n s   vermeldt  (2),  dat  het  land  van  Rekheim  achtereen-  
 volgens  overging  van  het  huis  Bronkhorst  in  die van Valkenburg, Diepenbeek,  
 Sombreffe, Piermont,  van  der Mark,  Henin-Lietard, Vloedorp (sic),  en Quaedt  
 van Wickraedt in dat  van Lijnden.  De laatste overdragt moet plaats gehad heb-  
 ben  tusschen  1576  en  1612,  want  er  wordt uitdrukkelijk vermeld, datKeizer  
 Rudolf II ,  die  in  dat  tijdvak  regeerde,  de overdragt heeft goedgekeurd en be-  
 vestigd.  Zie  w o l t e r s  ,  page  87.  Hij  vond  dat 
 Gothard  van  Vlodorp  in  2S  huwelijk  had  Alverle  de  Harff van Alstorff,  en 
 dat  daaruit  geboren  werd: 
 Willem  van  Vlodorp,  Heer  van  Odenkirchen  en  Dalenbroek,  gehuwd  met  
 Odilia,  dochter  van  Aarnoud  van  Hoemen,  erfdochter  van Odenkirchen.  Uit 
 dit  huwelijk  werden  vijf kinderen  geboren,  te  weten: 
 1« Willem  van  Vlodorp,  Heer  van Odenkirchen en Dalenbroek, gehuwd met  
 Anna vän der Donkt, erfgename van Sicht, bij welke hij drie dochters had.  
 2e Maria vän Vlodorp, eehtgenoote  van Jan van Palant van Berg. 
 36  Anna van  Vlodorp,  gehuwd met Jan  van Quaedt van Wickraedt. 
 4'  Ursula van Vlodorp,  eehtgenoote van Karel Utenhoven. 
 5'  Balthazar van Vlodorp,  Heer van  Leuth  en Rijckholt,  gehuwd  met Ka- 
 (1)  Notice (2)  t.  a.  p.  page  SO. Annales  de  la  Maison de  lijnden,  page  317. 
 tharina van Bylandt,  dochter van Adriaan,  en  erfgename van Well. ... ,Uit  
 dit huwelijk  sproten  verschilfende kinderen,  onder welke Willem van Vlodorp, 
  Heer van Leuth en Well, die tot Graaf van Vlodorp verheven werd. 
 Volgens  e a h n e ,  Geschieht^  der  Kölnwehen,  Jülichachen,  und  Bergischen  Ge-  
 slächte was het wapenschild der Vlodorpen  // ein  silberner roth  verbrämter Schild  
 mit  drei  blauen  Balken.» 
 W o l t e r s   vermeldt  verder  (1),  dat er twee takken  van  het  geslacht Vlodorp  
 bestanden;  eene  te  Roermond,  en eene  andere,  die eene lelie in haar wapenschild  
 voerde,  waarschijnlijk  ten  gevolge  van  het  bezit  der  heerlijkheid  Dalenbroek. 
 Zeker  is  het  echter,  dat tagen het einde der  16' eeuw  Rekheim zieh in het  
 bezit  bevond  van  Willem  van  Quaedt  van Wickraedt,  die het landje aan Herman  
 van Lijnden,  hoofd  van  den R.  K.  tak van  de Lijnden’s,  verkocht.  Deze  
 laatste  gaf  daarvoor in  ruil de heerlijkheid  Zobbenbroek,  met  vele  wijngaarden  
 te  Bacharaoh  aan  den  Rijn  gelegen,  benevens vele  andere eigendommen,  die  
 een  aanzienlijk  inkomen  opleverden;  doch  aangezien  de  ons  gèstelde  grenzen  
 voor dit werk ons  verbieden  de geschiedenis  van  Rekheim te vervolgen, bepalen  
 wij ons thans nog tot  de beschrijving der  munten, die waarschijnlijk  door leden  
 van  het  geslacht  van  Vlodorp  voor  de heerlijkheid  Rekheim geslagen zijn geworden  
 ,  en  dan vinden  wij onder N°  47,  48  en  49 drie goudguldens uit dezen  
 tijd afgebeeld, welke wij, wat de beide eerste N°s betreff, ontleenen aan b e r g h ’s  
 Münzbuch en  de Beeldenaars  der  17e  eeuw,  terwijl N“  49 zieh in de Keizerlijke  
 Munt- en Penningverzameling te Weenen bevindt, en is afgebeeld in het prachtwerk: 
   Monmges  en  Or  fyc.  du  Gabinet  de  S.  M.  VEmpereur,  Vienne  1759  
 page  213. 
 Op  de  vz.  van  N°  47  ziet  men  den  Apostel Petrus,  kenbaar aan den heili-  
 genschijn  (nimbus)  en  den sleutel,  dien hij in  de regterhand houdt.  Aan zijne  
 voeten  staat  een  wapenschild,  waarop  zieh  eene  lelie  vertoont.  Omschrift:  
 SPERO  MELIORA  
 d.  i.  Ik  hoop  op  betere  tijden;  of:  ih  tracht  steeds  naar  iets  beters. 
 (1)  Notice t.  a.  p.  page 82.