
IOfyZSHS DSSBVHDS:.
Op de kz. ziet men de type der koperen munten van den Vlaamschen Graaf
Filips den Goeden, te weten een gevoet kruis, tussohen twee van welks beenen
zieh tegen over elkander eene lelie en een leeuwtje vertoonen. De navolging is
zoo slaafsch, dat men in den rand geplaatst heeft :
»$« fROHSmS § FIlKHDRia.
Ben exemplaar van dit stukje bevindt zieh ook in het Munt- en Penningka-
binet der Leidscbe Hoogesohool.
Het zelfde is het geval met N° 10; alieen zijn leeuwtje en lelie aldaar op de
kz. in eene andere rigting tussohen de beenen van het kruis geplaatst, en is er
een klein versehil in de letters van het omschrift op de vz.
IST“ i l heeft eenig versehil in het wapenschild op de vz. en in den vorm van
het kruis op de kz. Dat kruis is thans lang en reikt met de beenen tot aan
den rand der munt. Tus3chen die beenen ziet men nu weder twee wapen-
schildjes met de drie këpers. Het omschrift is :
m o n | arnrc | b o v j k • b .
N° 12 heeft andermaal op de kz. een klein gevoet kruis binnen een compartiment
van vier bogen, even als op sommige oude Fransche munten
voorkomt.
Van het omschrift op de vz. is alieen leesbaar : . . . . S 2 BVI, en van dat
der kz. : fBOBa.
De type van de voorgaande munten is die van de munten uit de eerste
regeringsjaren van den Luikschén Bisschop Jan van Beijerèn; zie benesse,
Numism. de Liège, Pl. 10, N° 6; de volgende hebben meer van zijne latere
munten (Pl. 10, N° 5), waarvan hij zelf de type had ontleend aan de munten
van Filips den goeden, Hertog van Braband.
N° 13 heeft een ander, doch ook gekwarteleerd wapenschild in eenen ronden
vorm binnen eenen parelcirkel. In N° 1 ziet men drie balken; in 2 en 3 drie
palen; in N° 4 eindelijk de drie kepers, gelijk ook de drie balken, welke ons,
reeds zoo dikwerf zijn voorgekomen. Het omschrift is:
* IOIjS' « a ' ° BVBD'DS.
Hetgeen zal moeten beteekenen : Johannes de Bunde Dominus.
Op de kz. vindt men in het hart van een gevoet kruis eenel, moetende waar-
schijnlijk hier den naam van Johannes aanwijzen. Om den parelrand, die het
kruis omgeeft, leest men:%
SBOB' ° BOV' ° D' o aiiS.
Dit Ms komt op volgende munten ook voor als Elana en Hels. De Heer
piox zeide (1) niet te weten op welke plaats dit toe te passen, daar Elslo toch
niet bedoeld kan zijn, aangezien de Heeren dier plaats daar zelve het muntregt
uitoefenden. Verder zegt hij, dat er zoo vele plaatsen zijn, wier namen met
Eis of Hels aanvangen, dat hij verlegen is, welke uit dezelve te kiezen.
De Heer pebbeaü zegt (2), dat Eis, Elsna of Hels wel niet anders kan zijn
dan Hulsberg, eene plaats, die aan de Heeren van Bunde uit het geslacht van
Schaloen behoorde, en welker naamspelling door den onkundigen graveur der
muntstempels verminkt zal zijn geworden.
Misschien geeft de tijd, die reeds zoo veel onzekers in de Numismatiek heeft
opgehelderd, ons later inlichtingen, zoo omtrent de wapenschilden op de ver-
schillende munten der Heeren van Bunde als omtrent de plaatsen, waar die
munten vervaardigd zijn geworden, ten zij zoowel wapenschilden als namen van
muntplaatsen met opzet zoozeer veranderd en verminkt zijn geworden (om ze,
wat de wapenschilden betreft, b. v. overeen te brengen met die van de Luiksche
Bisschoppen, als Jan van Heinsberg, enz.), dat wij daaromtrent geene hoop
kunnen voeden.
Doch keeren wij tot onze munten terug.
N° 14 schijnt het zelfde omschrift op de vz. te dragen als wij van N° 13
beschreven. Op de kz. deelt een langgevoet kruis het veld der munt in vier
deelen, tusschen welke zieh vertoont het opschrift:
(SBO) | BO jTD' 0 | Bö =
d. i. Moneta nova de Eis.
Het wapenschild op de vz. van N° 15 verschilt daarin van dat op N° 13 en
14, dat er in N° 1 en 4 drie kepers gezien worden, en verder dat er een
(1) Revue Beige, 1857, page 280.
(2) Revue Beige, 1857, t. a. p. page 423.