
In de onzekerheid waar deze munten geslagen zijn, hebben wij ze aan het
einde onzer heerlijke munten van Braband en Limburg, enz. laten afbeeiden.
Hoogstwaarschijnlijk kan men aannemen, dat zij in de heerlijkheid Bicht ver-
vaardigd zijn geworden.
In de bestaande onzekerheid moeten wij ons alleen bepalen tot de beschrij-
ving der vier munten, welke ons met den naam van Van der Donckt zijn voor-
gekomen. Wij geven ze op PI. XXXII. *
N° 1, 2 en 4 hebben op de vz. het door ons moeijelijk te beschrijven ge-
slaehtswapen der Van der Donckt’s met het min of meer volledige opschrift:
% ITSH • VTSH • DEB • DOHG
Dat opschrift ziet men ook op de kz. van N° 3, welker voorzijde van die der
zoo even beschrevene munten afwijkt.
De kz. van N° 1 wordt door een eenvoudig gevoet kruis als in vier gelijke
deelen gedeeld. Tusschen twee der beenen ziet men eene lelie, tusschen twee
andere een leeuw. Van het voor ons onbegrijpelijke omschrift is alleen zigtbaar:
suon | ... | dzs | ifns.
K. B. uit de Verzameling van den Heer van bokkbl, indertijd gegraveerd
door wijlen den Heer lelewei. , en uitgegeven op PI. V onder N° 34 in T. XII
der Heme de la Numiematique Helge.
Op de kz. van N° 2 Staat een kort, breed gevoet kruis, in welks midden
zieh de letter I vertoont. Het omschrift is:
>J. ITSH VTSH SBS.
Mede K. B. en uit de zelfde Verzameling. Heme X II, PI. V, N° 35,
N° 3, welks afwijkende afbeelding op de vz. wij reeds vermeldden, heeft
rondom het schuins geplaatste, ons onbekende, kleine wapenschild, waarboven
waarschijnlijk een boomtak geplaatst was, het omschrift:
•iBanDOIiCC........... (?)
Op de kz. ziet men een Karolingisch kruis en tusschen twee van degzelfs
beenen de letter I. Het omschrift is:
.J. ITS RDOHG.
K. B. en uit de zelfde Verzameling.
Overgenomen van bovengenoemde Plaat, N° 36.
N 4 heeft op de kz. een klein Karolingisch kruis, aan ieder van welks beenen
zieh eene lelie vertoont; alles binnen een parelcirkel. Het omschrift is:
>£ SIKMßSm : TS • SHIOIi.-
K. B. Verzameling als voren.
Overgenomen van bovengenoemde Plaat, N° 37.
Later kwamen ons in handen de door wijlen den kundigen Ämsterdamschen
Numismaticus, den Heer o. k eeb, in der tijd verzamelde hier volgende aan-
teekeningen over de heerlijkheid Stein (zie boven bladz. 170 en volgende):
In 1366 leefde Aemout, Here van Steyn, amptman van den lande van Eyke. Zie
i. a. NijHOiv, Gedenkm. uit de Gesch. van Gelderl., D. II (oirkonde N" 149, d. d. 29
September 1366), bl. 209 en noot 1, waarin Mih aan de Maas een der voornaamste plaatsen
van het Graafschap Leon genoemd wordt, welk Graafschap omtrent 1366 aan het Bis-
dom Lmk teruggekeerd is.
1369 1392. Heer Daniel van der Merwede wordt vermeld als Dijkgraaf van den
grooten waard van Zuid-Holland, A- 1369—1390, en stierf in 1893. Hij had tot vrouw
de erfdochter van den Heer van Steyn op de Maze hij Maeeych ende Hoorn.
Zie Chronyche van Holland door w. van hotjthoeven , I» deel
of divisie, bl. 188.
Waarschijnlijk is dns de heerlijkheid Steyn van Aemout dezelfde als die van de erfdochter
van Steyn, waarmede Heer Daniel van der Merwede gehuwd was, en zij mogelijk eene
dochter van dien Aarnont, en de heerlijkheid Steyn een leen van het Graafschap Loon.
In 1408 stierf Daniel van der Merwede van Steyn, Poelwijok en Leer-ambaeht. Hij
was naervolgher en zoon' van bovenvermelden Daniel van der Merwede, gehuwd met de
erfdoohter van Steyn.
Deze Daniel het bij zij ne vrouw, de weduwe van Lodewijk van Praet, Heer van Mo'er-
kerken (bij Brugge) twee doebters na, waarvan
Margaretha (Margriet) erfdochter was van Menoede, Steyn en- Poeboijch, die omtrent den
jare 1410 huwde met Willem van Brederode, doch deze, zonder kinderen bij haar verwekt
te hebben, overlijdende, zoo verkocht zij deze heerlijkheid aan hären halven broeder, Heer
Bodemjlc van Praet, Heer van Moerherhen; deze stierf in 1451.
Zie Chronyche ter boven aangehaalde plaatse.