
 
        
         
		<J  MOD. . OV3S  u s a . 
 K.  B.  Beide  munten  bevinden  zieh  in  het  Kabinet  van  den  Heer kottteb,  
 en zijn waarschijnlijk in Frankrijk  binnengesloken  geworden om onder het  toen  
 aldaar  gang  hebbende  pasgeld  te  worden  nitgegeven. 
 Op  de  Supplementplaat XXXIII  deelen  wij  nog twee muntjes van Rekheim  
 mede,  die  tot  het  tijdvak  van  Heer  Willem III  behooren.  Beide hebben  de 
 Akensche type van het gebouw met twee torens boven  eenen arend. 
 Op  de  kz.  een  Karolingisch  kruis  binnen  een  pareloirkel. 
 N°  1  heeffc  tot  omschrift  op  de  vz. : 
 WHili : O  I © ° SOMR 
 en  op  de  kz. : 
 *   MonsmK s o s  s BS15S. 
 N°  2  op  de  vz. : 
 S S PSlfl ° Gill , ..MS OS S SOM 
 en  op  de  kz. : 
 t|<  MODSTK 5 DS i BSIfSMm. 
 Door ons ontleend aan  de Plaat van lelewel in de Berne, Deel XII, PL V ili, 
 N°  28  en  29.  . 
 Omstreeks  dezen tijd komt het land  van  Rekheim reeds voor als een  Keizer-  
 lijk  leen  (sacri imperii feudiem),  te weten in een Charter van 4 September 1422,  
 waarbij  de  Roomsch-Koning  Frederik,  ten  behoeve van  Willem van  Sombref,  
 wegens bewezene diensten,  al  de voorregten  en vrijheden,  vroeger aan  het land  
 van  Rekheim  verleend, vernieuwt,  daarbij  melding makende van  de bevestiging  
 dier  Privilegien  door  Keizer  Karel'IV,  ten  jare  1356  te  Neurenberg. 
 Naar luid van  een brief van  22  Augustus  1459  hadden Willem van  Sombref  
 en  zijn  zoon  Frederik  zieh  verbonden  om  Hertog  Aarnoud  van  Gelder tegen  
 zijnen  zoon,  alsmede. tegen  de  oproerige  steden  Nijmegen  en  Venlo  (1)  te 
 dienen.  -  .  . .  _ 
 De zoo even vermelde Frederik van  Sombref was gehuwd met Elizabeth, Gra-  
 vin  van  Nuenar  of  Nieuwenaar,  bij  welke  hij  eenen  zoòn  verwekte,  mede 
 (1)  Zie  het  stuk  in  wolteks  Notice,  Sfc.,  bl.  141. 
 Frederik  geheeten,  en  die  op het jaar  1495  voorkomt als Heer van  Rekheim,  
 Kerpen  en  Tomberg. 
 Hij  was  gehuwd  met Maria Elisabeth van der Mark,  dochter van Jan,  Heer  
 van  Arenberg-Lumey,  en van  Anna van Vimenburg.  Deze  zijne gemahn  over-  
 leed  in  1490;  hij  leefde  nog  in  1501. 
 Wij  hebben  gezien  dat Rekheim  in het geslacht  van  Pierpont  overging door  
 het  huwelijk  van  Isabella  van  Sombref met Jan,  Heer van  Pierpont en  Eren-  
 berg.  Zij hadden  een zoon,  Hendrik,  die,in het  bezit van  Rekheim  opgevolgd  
 werd eerst  door  zijnen oudsten zoon  Gerard,  en  bij  diens overlijden  door  zijnen  
 tweeden,  Jan,  die, gehuwd met Anna van  der Mark,  bij  zijn  kinderloos overlijden  
 de  baronnie  van  Rekheim  aan  haren  broeder  Robert  van  der Mark  liet  
 overgaan.  Doch ook  deze ten jare  1541  zonder tot opvolgen bevoegd kroost na  
 te  laten  gestorven  zijnde,  keerde  het  leen  van  Rekheim tot het  Duitsche Rijk  
 terug,  en toen Keizer Karel V  niet lang daarna de door  Jan  van Henin,  Heer  
 van Bossu,  bewezene  diensten te beloonen had,  schonk hij  hem bij  opene  brie-  
 ven  van  9  Junij  1545  de baronnie van Rekheim,  met  alle  daaraan  verbondene  
 voorregten. 
 De  nieuwe  Heer  van  Rekheim  vergezelde  Keizer  Karel  als  Kamerheer  en  
 Groot-Schildknaap.  Hij  bevond  zieh  met  hem  bij  het  beleg van  Tunis en  bij  
 de  oorlogen  in  Duitschland.  Hij  vergezelde den Keizer ,  toen  deze te Bologna  
 de Keizerskroon uit handen  van Paus  Clemens  VI  ontving.  Met den Graaf van  
 Buren  en  den Prins van  Oranje trok hij  in  1542 naar Luxemburg,  dat door het  
 leger van  den  Hertog van  Orleans  bedreigd  werd;  doch wij  moeten  ons bekor-  
 ten  en  vermelden  alleen  dat  hij  in  1562 overleed,  en in  zijne  bezittingen opgevolgd  
 werd door den in  de geschiedenis  van  Noord-Nederland  uit  de  tweede  
 helft  der  I6e  eeuw  zoo  bekenden  Maximiliaan,  Graaf  van  Bossu. 
 Volgens de meeste geneafogisten bleef het land  van  Rekheim niet lang  in  het  
 bezit  der  familie  Henin,  en  zoude er reeds tijdens  het  leven  van  Jan  van Henin, 
   Heer  van  Bossu,  uit  gegaan  zijn; wij  vinden  toch dat in  1556  Rekheim  
 in  het  bezit  zoude  geweest  zijn  van  den  Baron  Willem  de  Quaedt  van Wick-  
 raedt,  die  het  toen  verkocht  zoude hebben  aan Heer Herman van  Aspremont-  
 Lijnden.