
 
        
         
		In  een  Charter  van  1292,  te  Keulen gegeven,  bevestigde Keizer Adolf aide  
 giften en voorregten  die zijne voorgangers  aan  het  kapittel  van  Thom  hadden  
 geschonken |  ten  opzigte  van  markt-  en  tolregt,  alsmede  van  het. regtsgebied  
 over  het  vlek  Thorn  en  het  beschermheerschap  over  de  kerken  van  Beka,  
 Hamerka  en  Avesaäth. 
 Öok bevestigde hij, in een  afzonderlijk Charter van  het zelfde jaar,  de giften  
 van  Graaf Ansfried' in  de  vdla  Medemelacha in  het  Graafschap  Friesland en  in  
 den  pagus  Neder-Maasland,  afhankelijk  van  het  bisdom  Utrecht.  ' 
 Andermaal werden in 1309  door  Hendrik,  Roomsch Koning,  aan  het kloos-  
 ter van Thorn al de voorregten bevestigd, die Keizer Adolf vroeger  verzekerd had. 
 Tot aan  de  Fransche Omwenteling  van  1789  heeft  de  Abdis  van  Thorn  -te  
 Gilsen,  bij Breda,  steeds  een  regtbank  gehad,  geheeten  het  oude  ffaf of  het  
 Laathof,  waarvan  zij  den' Meijer  of Voorzitter 'benoemde. 
 De  goederen  der. abdis  bestanden  voornamelijk  in  groote  tienden  te Etten, 
 Hage  [later Prinsenhage],  Gilsen,  Ginneken,  Alphen  en elders.  Deze werden 
 gei'nd  door  eenen  bijzonderen  gemagtigde,  die  te Breda  woonde. 
 De  Abdis  van  Thorn  had ook eene regtbank te  Baerle,  waaronder  behoorden 
 alle  hare  landgoederen  te  Chaam,  Alphen,  Goirle, Welde,  Merksplas,  Baerle-  
 Nassau  en  Baerle-Hertog. 
 De  leden  der  regtbank  werden  niet  bezoldigd,  maar  ten  koste  der  Abdis  
 ruim  onthaald  op  de  dagen,  waarop zij teregtzitting hielden. 
 Woi.teIts vermeldt (l)-dat het schijnt,  dat het land' van  Thorn omstreeks het  
 einde der 15“  eeuw  vele  geweldenarijen  en  afpersingen  te  lijden  had  van  des-  
 zelfs  onder-beschermheer  den Graaf van  Hoorne.  De vorstelijke  Abdis beklaag-  
 de  zieh daarover bij den Raad  van  Gelderland,  die,  bij  vonnis  van den  14 December  
 1485  den  Graaf beval,  om  aan  de  ingezetenen  al  het  ontnomene  te-  
 rug  te  geven,  en* om het Kapittel  en  deSzelfs onderdanen voortaan  niet meer te  
 verontrusten,  noch  in  hunne  oude  regten  te  verkorten. 
 De Aartshertog Maximiliaan  bevestigde deze uitspraak bij  besluitvan  den  16“  
 dier maand  en  verklaarde daarin,  in  zijne hoedanigheid  van  opperste bescherm- 
 (1)  t.  a.  p.  bl.  80. 
 heer,  Thorn onder zijne bijzondere hoede te meinen,  terwijl hij  den  Stadhouder  
 van  Gelderland  en  drossaard  van  het  land  van  Montfoort,  Adolf,  Graaf, van  
 Nassau  en  de  regering  van  Roermond  beval jte waken,  dat  niemand de Abdis  
 en ingezetenen van  Thorn in het  bezit  hunner  regten  en vrijheden  stoornis ver-  
 oorzaakte,  en om  hun,  zoo noodig,  de sterke hand  te  bieden  om  alle geweld af  
 te  weren,  dat-hun,  met  name  van  den  kant  des  Graven  van  Hoorne,.. mögt  
 worden  aangedaan.  , 
 Desniettegenstaande  ging  de  ondervoogd  voort  met  het  verdrukken  van de  
 onderdanen  der  Abdis,  door hun belastingen op te  leggen,  hun hun vee te ont-  
 rooven  en  zieh zelfs  van  hunne  personen meester  te  maken. 
 Toen zulks  den  Aartshertog bekend was  gemaakt,  beval  hij. op  den 1  Octo-  
 ber  1487  aan  den  Graaf van  Nassau,  drossaard  van  Stockheim,  alsmede  aan  
 Willem van Vlodorp, om met  geweld de regten  van  het  land van Thorn te  doen  
 eerbiedigen,  terwijl  hij  hen  tot  op  den  tijd dat  de  Graaf van  Hoorne met het  
 plegen  van  geweld  zoude  geelndigd  hebben,  aanstelde. tot  ondervoogd. 
 Toen  de Aartshertog in  1494  den  Keizerlijken troon  beklom, vergat  hij  zijne  
 beschermelingen  niet.  In  een diploma van  den  2e“  Julij  diens jaars  verklaarde  
 hij  het Kapittel en  de ingezetenen  van  Thorn onder zijne hoede te nemen. 
 Ten jare 1559  bevestigde  ook  Keizer. Ferdinand I  het  Kapittel van Thorn in  
 het  bezit  van  alle  zijne  goederen  en voorregten.  Het is  geheel  in  den  geest  
 dier  tijden ,  dat  de  giftbrieven  van  de  aan  Ansfried in  966  en  986  verleende  
 giften daarin woordelijk herhaald zijn, even als die door Adolf in ,1292 geschonken ;  
 de  beide  eerste  konden echteren  1559 geene lelterlijke gevolgenmeer  hebben. 
 De kwellingen  van den Graaf van Hoorne schijnen gedurende een groot gedeelte  
 der 16e eeuw voortgeduurd te hebben, want nog in 1560 was de Abdis Margaretha  
 van Brederode  genoodzaakt  zieh  tot  den Raad  van  Gelderland  te  wenden,  en  
 kennis te  geven van  de  wreedheden,  die  de  Graaf jegens  de inwoners van haar  
 land pleegde.  Zelfs moet  hij  een’  door hem  op  zijn kasteel  gevangen genomen  
 persoon  de  oogen  hebben  laten  uitsteken.  Na  20  April  1561  heeft  de Heer  
 wölteks  geene  nadere  berigten  over  dit  langdurig  geschil  tusschen Thorn en  
 Hoorne  kunnen  opsporen. 
 In 1584  moeten  er wanordelijkheden  in  het  klooster en  land  van  Thorn heb