
daarop door den Bisschop in het kasteel van Colmont belegerd, doch wist er
des nachts uit te onisnappen, waarna Mj Tongeren in brand stak. Toen de
Bisschop Colmont had ingenomen, verwoestte en plunderde hij het Graafschap
Loon, waaruit zijne krijgslieden zeer veel buit haalden. Brustheim, Loon en
Bilsen werden ingenomen en het platte land leeg gebrand. De Graven van Namen
en Henegouwen traden als hemiddelaars tusschen beide en haalden den
Bisschop over om een einde aan zijne verwoestingen te maken. De vrede kwam
tot stand op voorwaarde dat de Loonsche Graaf voortaan Brustheim niet meer
zoude versterken, en dat hij tot verzoening van het verbranden der GoHegiale
kerk te Tongeren de abdij van Herkenrode bij Hasselt zoude stichten • iets wat
in 1182 geschiedde. — In 1189 verkochten de kinderlooze Graven van Duras,
Gonon en Pieter, liunne heerlijkheid van Duras met het Beschermheerschap over
St. Truyen en Dinant aan den Graaf van loon. Gerard verkocht: weder het
kasteel van Duras en de twee Beschermheerschappen aan den Graaf van Loon
voor eene som van 700 marken zilver. Deze verkoopen veroorzaakten hevige
gesehillen tusschen de Graven van Leuven en Loon, want Hendrik van Leuven
legde bezetting in het kasteel van Duras-ep begon het Graafschap Loon te ver-
woesten. In 1190 sloot men eene overeenkomst, volgens welke de Graaf van
Loon het kasteel. van Duras en de Beschermheersehappen voor 800 marken te-
rugkocht. Maar deze overeenkomst duurde niet lang. Hendrik van Leuven
maakte. zieh op hieuw van Duras meester en deed nieuwe aanspraken pp het
Beschermheerschap van St. Truyen gelden. De bemiddeling van Hendrik van
Limburg voorkwam de vijandelijkheden, en men bepaalde dat de Graaf van
Loon het Graafschap Duras van Hendrik van Leuven in leen- zoude houden;
maar dat deze laatste het kasteel van Duras zoude blijven bezetten, tot dat de
zaak van het Beschermheerschap van St. Truyen uitgewezen zoude zijn.
Na deze schikking, die het land den vrede teruggaf, nam Gerard weder deel
aan een kruistogt, en begaf zieh naar het leger, dat zieh toen voor St. Jean
d’Acre of Ptolemais bevond. Hij overleed gedurende het beleg van die stad,
en zijn lijk, naar Nederland vervoerd, werd in zijne abdij van Herkenrode
begraven.
Zijn zoon, Lodewijk II, was zijn erfgenaam; dadelijk bij de aanvaarding
zijner regering deed hij leenhulde voor het kasteel van Duras, dat thans het eigen-
dom der Luiksche kerk was. Ook bekwam hij de kasteelen van Hannut en
Scherpenheuvel van Hugo van Pierrepont ter leen. De Herteg van Braband
verklaarde niet lang daarna den. oorlog aan het Graafschap Loon en deed er
eenen inval in. De Bisschop van Luik kwam zijnen leenman te hulp,, en het
'gelukte hem de strijdenden tot een verdrag te bewegen. In het twaalfde jaar
nadat Lodewijk de regering aanvaard had, te weten in 1203, liuwde hij te
Dordrecht Ada, zeventienjarige dbchter en eenig kind van Graaf Dirk VII van
Holland, tegen den wil van een groot deel des Hollandschen adels. Weldra
kwam dit tot een openbaar verzet tegen Lodewijk., en Willem, des overledenen
Graven eenige broeder en diens Stedehouder in Priesland, werd aan het hoofd
der ontevredenen geplaatst; na eenen voor Lodewijk ongelukkigen slag werd
zijne gemalin op den Burg te Leiden gevangen . genomen, en eerst naar het
eiland Texel, later naar Engeland vervoerd. Desniettegenstaande bleef Lodewijk
den oorlog voortzetten en wel met afwisselenden uitsiag. Hij maakte zieh zelfs
eenmaal van een groot deel van Holland meester; maar de lafheid van den
Ilertog van Limburg, die het bevel over een gedeelte zijner krijgsbenden voer-
de, gepaard met andere oorzaken, deed zijne gelukzon tanen.
Het terugtrekken. van den Hertog van Limburg, die zonder strijd voor de krijgsbenden
van den Hollandschen Graaf lafhartig week, ontmoedigde de aanhangers
van Lodewijk, die trouwens onder de Hollandsche Edelen niet talrijk waren.
In 1205 hervatte hij echter den oorlog en slaagde aanvankelijk zoo goed , dat hij,
naar aanleiding van eene het volgende jaar geslotene overeenkomst, een groot deel
zijner betwiste landen zoude terugbekomen; maar het verdrag had geen gevolg,
en Lodewijk, ontmoedigd, verliet Holland om er nimmer weder terug te komen.
In 1207 wist Adelheid, Ada’s moeder, van den Engelschen Koning Jan de
invrijheidstelling. van hare dochter te bekomen, die zieh bij'hären gemaal ging
voegen (1). .
Uit Holland teruggekeerd, werd Lodewijk weldra in eenen nieuwen oorlog
(1) Men vergelijke het door ons over Lodewijk van Loon medegedeelde in de Mimten
van Holland en Zeeland, enz., bl. 73-—75.