
ons echter de type der kz., welke het dusgenaamde Brabandsche kruis heeft, hoe-
danig kruis men kan zien op de beide eerste Platen van onze Mimten van de
voormalige Hertogdommen Braband en limburg. Het blijkt duidelijk, dat deze
muntsoort bestemd was om onder de Brabandsch-Ijimburgsche munten van die
dagen in omloop gebragt te worden.
Wij vonden deze muntjes, die van Z. zijn, en ieder 0,6 w. wegen, behalve
in het Kabinet van den Staat te Brussel en in het Koninklijk Kabinet te s Gra-
venhage, ook in de Verzamelingen der Leidsche en Gendsche Hoogescholen;
verder in ons eigen Kabinet, alsmede in die van onderscheidene Numismatici.
Latere geldstukken van de abdij van Nyvel zijn ons niet voorgekomen. Het
schijnt dat de Hertogen van Braband het muntregt der abdiS afgekocht hebben.
MUNT VAN DEN HEER VAN PERWEIS OF PERWEZ.
De Baronnie van Perweis of Perwez was gelegen in het Waalsche gedeelte
van het Hertogdom Braband, op de grenzen van het Graafschap Namen, twee
uren van Gemblours en drie van Geldenaken (Jodoigne). Hare geschiedenis kan
men, bij gebrek aan de noodige bescheiden, niet hoog ophalen. Wij maken in
de volgende regelen veelal gebruik van hetgeen in de Bevue de la Nim. Beige
daarover bijeengebragt was, er alleen het een en ander uit de bekende Gedenk-
waardigheden uit de Geschiedenis van Gelderland bijvoegende. Zij werd bij
broederlijke deeling aan Heer Willem van Leuven, zoon van Godfried III, Her-
tog van Braband, en broeder van Hertog Hendrik I , toegewezen, welken laat-
sten hij in 1211 bij het innemen van Luik vergezelde. De juiste tijd van zijn
overlijden is niet bekend, maar hij werd in de Lievevrouwekerk te Villers
begraVen.
Zijn zoon Godfried volgde hem op. Deze bevestigde in 1236 de giften, die
Willem van Harenton aan het klooster van Argenton had gedaan. Hij huwde
Alix, oudste dochter en voomaamste erfgename van Gérard, Heer van Grim-
bergen, Ninove, Rumpst, enz. Hij overleed in 1257, na zeven jaren vroeger
zijne gade verloren te hebben.
Gerard van Perweis, oudste zoon dezer echtelingen, erfde na den dood zijner
moeder Grimbergen en hare overige aanzienlijke bezittingen. De tweede zoon,
Godfried geheeten, verkreeg eerst Perweis en de overige vaderlijke bezittingen,
maar terwijl Gerard reeds in 1259 overleed zonder kinderen na te laten, erfde
hij ook Voor een groot gedeelte de bezittingen zijner moeder, welke zijn oudste
broeder bezeten had.
In 1260 overleed Hertog Hendrik III van Braband, nalatende eene weduwe,
Aleid van Bourgondie, en eenige minderjarige kinderen. Des overledenen broeder
, de Landgraaf Hendrik van Hessen, en Hendrik van Leuven, Heer van
Gaasbeek , maakten als naaste bloedverwanten aanspraak op de voogdij, even als
Otto I , Hertog van Gelre, en diens broeder Hendrik van Gelre, Bisschop van
Luik. De moeder dezer beide laatste Vorsten was Margaretha van Braband, en
daardoor waren zij ook naaste bloedverwanten van den Hertog. De Hertogin-
weduwe en de Staten van Braband benoemden echter Godfried van Perweis en
Wouter Berthout, Heer van Mechelen, tot momboirs of voogden van Braband,
en deze kweten zieh zeer.goed van hunnen pligt. De Baron van Perweis had
echter slechts ongeveer vier jaren genot van zijne voogdij. Hij overleed reeds
in 1264, na twee echtgenooten gehad te hebben; de tweede, eene weduwe
(geboren Felicite de Fraynel), veroorzaakte na hären dood groote twisten over
de erfopvolging in hare goederen tusschen hare kinderen en dezer moei, de Gra-
,vin van Vianden.
De oudste dier kinderen, Hendrik, overleed in zijne kindschheid, nog vöor
1274, en zijne zuster Aleid in 1296. Felicite behield de landen van Hoboken,
Ekeren, enz. en liet ze na hären dood aan hare kinderen na; maar na het over-
lijden harer dochter Aleid,’ kwamen die goederen in het bezit van hare moei
Ada. Maria van Perweis, oudste zuster van Heer Godfried, die wij als mom-
boir leerden kennen, huwde Filippa, Gravin van Vianden. Na het overlijden
van hären broeder nam zij bezit van Grimbergen, Perweis, Ninove, enz. In
1266 en 1271 beschikte zij, nog bij het leven van hären echtgenoot, over de
goederen van hären broeder, wiens tweede huwelijk zij niet als wettig schijnt
erkend te hebben. In de brieven van de twee bovenvermelde jaren noemt zij
zieh vrouw van Perweis en Grimbergen. Haar echtgenoot, de Graaf van Vianden,
8