
 
        
         
		klimmenden  leeuw met een  in vier kwartieren gedeeld schild op den schoft.  Om-  
 schrift  (zoodanig geplaatst dat PfyZSIl de plaats  van het PljS op  de  kromstaar-  
 ten  van  Klips  den  Goeden  inneemt,  en  dus  blijkbaar  geslagen om  onder  de  
 munten van dezen koers te hebben, alsmede, op minder gehalte dan deze geslagen,  
 alzoo een onwettig voordeel te, behalen,  en de onkundige menigte te bednegen): 
 io p j S  § d h s  I  d q : ° w a s a M S L i a  §  z s 
 Op de kz. het eenvoudige gevoete kruis, en in den rand tusschen deszelfs beenen:  
 *   fßOST  I  K SHOV2S  |ROMKH  I  o rvm  | 
 Bij  dit  Romanorum voor Rummen denke men  aan het vroeger door  ons vermelde  
 ömtrent  de  vermoede  oudheid  der  plaats. 
 Tusschen  de  beenen  van  het  kruis: 
 F  31  Ii  S. 
 Wij  zagen  er  eenmaal eene met, naar het schijnt, PffiliD.  Het  eerste verkor-  
 ting  van  Palais;  doch  beide  moetende  nabootsen  het  Flad  op  de  Vlaamsche  
 munten,  I 
 Z.  weegt  in  het  Kabinet  der  Leidsche Hoogeschool  8,2  w.;  in onze eigene  
 Verzameling  3,1  w. 
 N°  3,  naar  het  schijnt  een  dubbele  mijt,  heeft  op de  vz. het wapenschild 
 van  Heer  Jan  binnen  een  cirkel.  Het  omsehrift  is: 
 >5«  i o i j 7t r  ■ n a  - w e i s e  rrm . 
 Op  de  kz.  rondom  een  Karolingisch  kruis: 
 MOßaross • d s  • RViRspa. 
 Ontleend  aan  de  Plaat  van  lelewel,  a.  v.  N°  15. 
 N°  4,  aan  de zelfde Plaat, N°  5  ontleend,  heeft  op  de  vz.  een  wapenschild  
 met drie lelien,  zonder de brisure daarboven.  Omsehrift als op  de  vorige.  Op  
 de  kz.  luidt  het: 
 >j<  M o n a m s   • o a  ■ R v s n a . 
 N°  5,  een  dubbele  groot,  geslagen  naar het voorbeeld der munten  van  dien  
 naam,  van  Jan  IV,  Hertog  van  Braband  (zie  onze  Munten  van  Braband en  
 Limburg,  Bl.  XIV, N°  8). 
 Op  de vz.  bespeurt men,  zelfs in  de wapenschilden,  eene slaafsche navolging  
 van  de  zoo  even  vermelde  munten.  Het  omsehrift  is: 
 ' fög  IOfjHHHGS § DSI 2 GR2E 2 DHS 2 WGSGM3E 8 Z 2 RVM. 
 Op  de  kz.  is  het gevoete kruis gecautonneerd  door gekroonde,  tweestaartige  
 leeuwtjes  en  lelien.  Het  omsehrift  luidt: 
 >J<  SIT ^ HOMSH ^ DOMIßl «5- BSHSDIGTVMGI  
 Het  laatste  Gl  waarschijnlijk'  alleen  tot  aanvullihg der door minder juiste verdeeling  
 van  het  omsehrift  overgelatene  ruimte. 
 Z. van siecht gehalte weegt 4 w.  Berust in de Verzameling van Schrijver dezes. 
 Het bij  den  Heer wolteks  onder N° 13,  üit  de Verzameling van den Hoogleeraar  
 sebeube  te  Gend,  medegedeelde exemplaar  heeft op de vz.:  WGSSTVIi  
 in  plaats  van WGSGM2S;  doch  waarschijnlijk is het  eene door  de scheur in de  
 munt  veroorzaakte  fout. 
 N°  6  is  eene dubbele mijt,  met kleinere lelien op het  wapenschild dan op de  
 N°  4  voorkwameh.  Het omsehrift is  volkomen  hetzelfde. 
 Ook de type der kz.  verschilf niet met die van  N°  3. 
 Van deze munt,  die  1  w.  weegt,  zijn  öns vier exemplaren  bekend,  te  weten  
 in het Koninklijk Kabinet,  alsmede bij  de Heeren  sebbtjbe  te  Gend,  de  boije  
 van  wichen  te  Nijmegen,  alsmede  in  onze  eigene  Verzameling. 
 Het  grootste  deel  der  bezittingen  van  Jan  II  van Wezemaal ging alzoo  na 
 zijnen  dood  over  in  het  huis  van  Bourgondie,  doch  Rummen  kwam aan zijne  
 zuster  Johanna  van Wezemaal,  die  gehuwd  was met Hendrik Van Diest,  Heer  
 van  Stalle  en  Riviere.  Deze  had  tot wapen drie lelien  van  sabel op  een veld 
 van  zilver,  gedekt  door  eene  kroon  van    De  Heeren  van Diest komen 
 reeds  in  de  16°  eeuw  voor  (1).  Later  hadden  er  vermaagschappingen plaats  
 .met  de  huizen  van  Heusden,  Breda,  Boxtel,  Kuik,  Hoorne,  enz.  In  de  13e  
 eeuw  was  Everard  van  Diest  Proost  van  Deventer,  en  in  de  14e beklom Heer  
 Jan  van  Diest,  Proost  van  Kamerijk,  den  Utrechtschen  Bisschoppelijken zetel. 
 Onze  Heer  Hendrik  van  Diest had bij  zijne  echtgenoot  Johanna van Wezemaal  
 eene  dochter,  Elizabeth  geheeten,  die dus Riviere,  Stalle,  enz.  erfde,  en  
 in  1436  huwde  met  Jakob,  Heer van Wassenaar;  later met Jan  van  Hoorne,  
 Heer  van  Perweis  of Perwez. 
 (1)  Zie,  onder  anderen,  d e   e e i m e n b e r s ,  Chronologie  historique  des  Sires  de  Biest. 
 34