
Zijh Wachste -zoon, Gfijsbebt II ggbeetfeh, Volgde hem :öp. Ten iäaWZieh Vän
Rekheim vinden wij alleen vermeld, Rät Wiflem, de böeh van'Gijsbert Iftj hOt
{iätidiiaat över 'de Pätocbiekefk äthotfk ‘aetti de züäteis des klöesteis van het 'gäst-
hüis; ebhe Schehkihg, die d'oör Bdndrik vän Gelre, Brsächöp «Win Imik, >ten ja»
HW bdvestigd wfcrd.
Wiilem’s zoon -en opvolgcr, Gijäböft IH geheeten, was,• als Heer van -Rekheim,
methehigb anddrfe-Heeren, in 1295borgvoorHertogReineudil Vän Gelte'bij- den
Bisschop 'van Wfebh't, en: öök in JS ll’gOtuige bij de leehvetbefflng VBn 'de VelttWe
doör den Velfden Bissöhöp. -Hij -wofät in de MätstgOmeide Hcte -Nidder geüeemd.
Van Zijne vier -kinderen volgdc ileer Willem, de oudäte, hem op, oök'äls
Heer van Rekheim, alfhähs zöö men meetft, "Want hfj 'komt ln de 'gescbiedenis
alleen als ‘HOet 'vän Broiikhorst Oh Bätänbürg ’vöör.
Wm/tr-RS Verineldt (1), - dät eenige Krönijkdehrijvors geborkt lu-b'ben,1 dät 'het
länd -van Rekheim uit het gfeslacht vän BrbnkHörst -in'dät Van Valkenbutg is
övergegaän, ffiaar 'dät ‘het hem niet‘is mdgfeb'geluliken‘eenig'bbwijs vdot dOBe
■Bewering ‘tb "öhtddkkfen W
Wel heeft Hij gevöndbh dät geiheld iand ‘teeds amstrBeks het mid'dbn der T4e
eeuw nah -het -geslnelit von Stein of von Diepenbedk ‘behoöfde.
Onder deedrleTeenmatinen-'van den HerSög VBn BrabantL, Jän IH/Rie Van
T356 -tot dS8S -regeerde’, ‘komt Bodewijk Wan Steift; -'Heer van Hiepetibeekden
vän 'Rekheim, ■vöör. Hij'was Määfstihälk van Bnäband/en ging’voor-'den.'Vvijätbn
Ridder vün ,!zijifen tijä'flöor. ‘Hij Was-gebtiwd mit ‘Mätgäietha, ¡Kister des
Heeren van Sombrefle, een man vän grööten lüvleed en gezaig.' Hij :had een
dobn, Hendrik%ehfeetehv'en7eene dochter, die met'dbn Hebt Vän’Stein‘gehüwd
was en hem geene kin deren bäärde.
ITcndrik, Heer Vän Rekheim \ Idirpciibeek, Cflz. komt vooronder-do ede.e
leenmannen van Hertogin Johanna vän Ilraband , die vän 1-3 8 3: tot -1-400 Tegeerde.
Däär hij bij zijüe'beide gemalinn'en geene ‘kiftdöfen Verweht vhad, Bet 'hij in
1397, tijdens zijnen dood, Rekheim en Hieß'enbeekma'äan 'Zijnen iieäf Willbm
van Sombreffe, den eersten Heer van Rekheim, die,,gelijk wij zoo dadelijk zien
(1) Notice, boven aangehaal’d, pag. 21.
zullen, munt, doot.hem gestagen,. heeft, Bagelaten;, doch aangezien.hij reeds in
1406 overleed, en zijn hem opvolgende oudgte zoon mede den naam, van Willem
droeg, is het zeer mogelijk dat ze soma yan dezen afkomstig 'zijn„
Willem’s zoon, mede, Willem genaamd, en. die Heer was van Rekheim, Kerpen,
Houpertingen, Colonster, enz.,-gehuwd met Beatrix van Merode, komt
voor sedert 1443, en overleed , volgens w o l t e k s , t, a. p , pag. %% tii ,ten
jare 1484.
De eerste munt, doo* qos: afgebeeld,, is. een klein,« moetoen of dusgenasm-
de at/mel, geslagen. in nabnotsing van de Rransehe muntsoort yan dien naam,,
eene, nabootsing die wij boveo^ bi. 258, ook onder de wunten van DSederik
van Heinsberg, Graaf van Leon, beschteven. Wij zullen de type van v. ep kz.
dus niet nader vermelden. Ter wederzijden van het vaantje staan vier letters,
die opzettelijk niet'zeer duidelijk schijnen gegraveerd te zijn:
1SR RR (?)
en dus door oos met stüzwijgen vonrbijgegaan, worden, Het omschrift is be-
drogshalve aldnst
* 77GB; i OGJ t WILiijSBM • p a § SOM8 ' DBB S p aR
Op de; kz. staat het gewone omsehrifti
RPH • VIHGIW, enz.
Deze munt, die zieh in het Kabinet van Frankrijk te Parijs bevindt (een
Kahinet dat beurteiings den naam van Hationaal, Keizerlijk en Koninklijk droeg,
en thans weder Keizerlijk heet,), is het eerst bekend gemaakt door den Heer
chabotjillet in de llevuç de la NwiiemaHque Française, année 1850, p. 284,
en daaruit door den Heer ohalon overgenemen in de Revue de la Numismatique
Belge, T, Vlll (1852), op Pl. IV (tekst bl. 157, 158),. .
Het gewigt is 2,4 w.
N“ 2, eene navolging der Lotharingsehe muntea yan Hertog Karel 11 (1300—
1431), (zie de sal lot , ReeAetehes. sur- les Monnoges des Rues de. Lor/'aine,
Pl. IX, N° 18), heeft op de vz. den Heer van Rekheim staande, met ontbloot
hoofd en een zwaard in de regterhaud; hij heeft een band ay«r don schouder
en het lijf, waatop zieh de drie meerels van keel uit het wapen van Somhrefife
vertoonen, gelijk er ook een roosje tusschen zijne beenen gezien wordt. Omschrift :
35*