
1
1
1 1 1 im
1
iIp
llp
[ ÜÜ
n1
bestaande uit een vierveldig wapen, dat in ieder veld een leeuw vertoont. Het
opperschildje of surtout sohijnt twee halve manen en eene lelie, daaronder ge-
plaatst, te bevatten. Omsehriffc:
{•$) GSRKBO' • DVtt § IVIi S Z S JIJOB » Z % GO ° B2SB'«
Op de kz.: Staat een Karolingisch kruis, oniringd door twee rijen opschriften,
binnen parelcirkels. Het buitenste opsohrift is:
•fr 2SBBO S DOfRIBI S iUILSSISBO S GaattttliHI.
Het binnenste luidt:
tfr MOBSrpK S BOV2S S SGOGBV'
Z. weegt 1,8 w.
MENTEN VAN UM BRICHT.
Limhricht, palende ten noorden aan Born en Nieuwstad, ten oosten aan het
tegenwoordig geheetch Pruissisch Rijnland, ten. zuiden aan Brpek-Sittard . en
Sittard, ten westen aan Urmond, alsmede aan Obbicht en Papenhoven, is eene
gemeente, wier Heeren vroeger het mnntregt bezaten, althans uitgeoefend heb-
ben. Zij hadden hun verblijf (en däar was dus ook de inuntplaats) op het
kasteel van Limbricht, dat, gelijk wij weldra zien zullen, wel eens onder den
naam van Limborg voorkomt, en aan de noordoostzijde van het dorp gelegen
is (1).
Gelijk van vele heerlijkheden is de geschiedenis der oudste Heeren van Limbricht
in digte nevelen gehuld. In zijn werkje over^de Heeren van Stein ver-
meldt de Heer w o it e e s (een Limburger, die van de geschiedenis der heerlijkheden
van het gewest zijner geboorte eene iievelingsstudie gemaakt heeft), dat
de oudste hem voorgekomene bezitters van Limbricht tot de familie van Stein
behooren. Hij vermeldt den Charter,van 20 October 1381, waarbij Arnold,
(1) Men moet de Limbrrohtsehe miinteri niet verwarren met die van Limburg op de
Lahn of Holien-Limburg. Wij bekennen echter dat de sehifting zeer moeijeiijk is.
Heer van Stein en Lymborch (hetgeen hij zegt Limbricht te zijn), deze heerlijkheden
ten behoeve van den Ridder Adam van den Berg met eene rente van
■ 300 gouden Schilden belast.
Zekere Arnold van Stein, volgens wolters misschien de zelfde, maar meer
waarsohijnlijk zijn zoon, verkocht, op den 10 Februarij 1423, aan Heer Jan II
van Loon-Heinsberg het kasteel en de heerlijkheid LymbricM, bij Sittard gelegen.
Drie jaren later, toen Arnold overleden moet geweest zijn, verhief Willem
van Brederode, die, door zijne gemalin, zijn erfgenaam was, in handen van
Hendrik van Velkenhuysen, het leen der landen, weiden, enz. gelegen te Lymborch,
die hij uit de nalatenschap van Arnold van Steyn, //here te Lvmborch//
verkregen had.
De Heer chalon zegt (1), dat, om dit een en ander overeen te kunnen
brengen, men aannemen moet of dat de verkoop aan den Heer van Heinsberg
geene plaats had gehad, of wel dat Arnold slechts het kasteel en een deel zijner
regten verkocht had, en dat hij medebezitter van de heerlijkheid Limbricht,
of Heer te Limbricht gebleven was, gelijk hij in bovengemeld Charter ge-
nöemd wordt.
Het is, mede volgens chalon, verder waarschijnlijk, dat de heerlijkheid
Limbricht vervolgens in bezit bleef van den Heer van Loon-Heinsberg, die haar
in 1423 verkreeg, want men ziet niet dat de erfgenamen van Arnold, te weten
Willem van Brederode, zijne gemalin Margaretha en zijne schoonzuster Johanna
van Merwede, den titel van Heer of Vrouw van Limbricht gevoerd hebben.
Een geslachtregister van de familie van Berg-Trips, dat door wolters aan-
gehaald wordt, geeft aan verscheidene leden van dat geslacht, van zekeren Adam
van Berg af, den titel van Heer te Limbricht en te Sittard. En er is geen
twijfel aan dat die Adam van Berg de persoon is, ten behoeve van wien Arnold
van Steyn ten jare 1381 op zijne goederen van Steyn en Lymborch eene jaar-
lijksche rente van 300 gouden Schilden aanwees; iets wat hem tot Heer te
Limbricht maakte.
Het eerste geslacht, dat men daarna in het bezit van Limbricht ziet, is dat
(1) Revue de la Numism. Beige, T. X (1854), page 323, 324.