
overleed in 1272.' Zij leefde althans nog in 1285, want in dat jaar verklaarde
zij, dat haar zoon Godfried met hare toestemming het bosch van Assehenbroek
verkocht had aan W outer, abt van Grimbergen, voor vierhonderd pon den kleine
Leuvensche penningen (1), beloovende zij gemelden abt te zullen vrijwaren tegen
alle aanspraken, welke Ada, Vrouw van Bruec (over welke zoo dadelijk), op
gemeld bosch mögt willen doen gelden.
Haar zegel, aan gemeld stuk gehangen (zijnde een der drie aangehangene),
draagt tot opschrift: S. ffiKRIS DOiRIßS ö S GBISRBSRßlS SW ö S
PSRVVSYS.
Haar zoon Godfried gedroeg zieh in den slag Van Woeringen, die, gelijk
men weet, in. 1288 plaats had, als een zeer dapper Bidder. IJij omringde
steeds den Brabandschen Hertog- en diens gevolg, terwijl Robert van Grimbergen
hem vergezelde (zie butkens , Trophées du Brabant, T. I, p. 819).
Heelu vermeldt hem met grooten lof. •
Ada van Perweis, jongere zuster van Godfried en Maria, huwde Gerard van
Marbais, Heer van Bruec. ln een stuk van 1284 komt zij als weduwe voor,
en in een van 1800 noemt zij zieh Vrouw van Perweis, Hoboken en Ekeren.
Zij overleed in 1310. De uitvoerder van haar uitersten wil was de abt vaaa
Villers, die ten ovefstaan van Hertog Jan II van Braband schikkingen maak-
'te omirent bepalingen, die in gemelden uitersten wil voorkwamen.
- Men meent, dat zij het land van Perweis verkocht aan Thibaut van Bar,
Bisschop van Luik, die het weder zoude overgedaan hebben aan Gerard, Heer
van Hoorne en Altena. Bütkens zegt, dat hij hiervan geen bewijsstuk hoe-
genaamd heeft gevonden, maar dat in het oudste Leenboek, hetwelk den naam
van Latijns boeck draagt, en dat door Willem van Cassel, na den dood van
Hertog Jan II van Braband, in 1312 opgemaakt werd, voorkomt, dat Ermengard
van Kleef, Vrouw van Hoorne en Herlaar, dit land in leen ontvan-
gen heeft. Het kasteel en het land van Hoorne waren oudtijds leenen van
het Graafschap Loon. Zij lagen op den linkeroever der Maas, niet verre van
'(1) Deze zullen de munten geweest zijn van Hertog Jan I, afgebeeld in onze Munten
der voorm. Hertogdommen Brdba/nd en Limburg, PI. V, N° 5.
Roermond. De Heeren van Hoorne hadden aanzienlijke bezittingen in het
Hertogdom Braband. Engelbert, Heer van Hoorne, huwde Margaretha, zuster
van Diederik, Heer van Altena, Wéert, enz. Hij teekende met zijn broeder
Diederik, ten jare 1203, het verdrag tusschen Hendrik I , Hertog van Braband,
en Otto I, Graaf van Gelre (I). Zijn zoon Willem van Hoorne, die van moeders-
zijde Heer was van Altena en Weert, overleed in 1264, en liet, onder anderen,
een zoon na, mede Willem geheeten, die met Margaretha, dochter van den
Graaf van Loon, in het huwelijk trad en in 1300 overleed, vier kinderen nala-
tende (2). De oudste van deze, Willem, die in 1288, vóór den slag van Woeringen,
door den Hertog van Braband tot Ridder geslagen werd, huwde in 1294
Sophia van Heusden en stierf in 1301. Ten gevolge van zijn kinderloos overlijden
volgde zijn broeder Gerard hem op in de heerlijkheden Hoorne, Altena,
Weert, Heeze, Leende, Diessen, enz. ; hij verkreeg Herlaar en verkoeht Hilvaren-
beek en Diessen. Zijne eerste echtgenoote was Johanna van Leuven of van
Gaasbeek, dochter van Heer Godfried van Leuven, vollen broeder van Hertog
Hendrik II van Braband. Toen hij deze zijne echtgenoote verloren had, her-
trouwde hij met Ermengard van Kleef, dochter van Diederik VIII (volgens anderen
VII), Graaf van Kleef, en van Ermengard, dochter van Otto I, Graaf
van Gelre, welk huwelijk'hem tot Heer van Perweis maakte, gelijk zijne vrouw
hem ook Kranenburg ten huwelijk bragt. Zij baarde hem drie zonen, waarvan
de oudste, Diederik, door zijne moeder Heer van Kranenburg en Perweis fras.
Van dezen zullen wij later gelegenheid hebben te spreken. Nadat hij, even als
zijne beide volle broeders, Walraven en Jan, zonder kinderen na te laten ge-
storven was, volgde zijn neef Diederik, zoon van zijn broeder Willem V (die uit
het eerste huwelijk van Gerard met Johanna van Gaasbeek geboren was), hem
in het bezit van Per weis en Kranenburg op; de heerlijkheid van Per weis echter
verviel op zijnen tweeden zoon Hendrik, die in 1368 stierf, deze bezitting na-
latende aan zijn zoon Jan, die in 1408 stierf en, tot erfgenaam had zijn zoon
Hendrik, welke in 1483 overleed zonder kinderen na te laten. Daarna kwhm
(1) Zie mieaeus, T. I, p. 401, die door de gewone vergissing hem Otto II nöemt.
(2 ) W o lte r s spreekt in zijne Notice sur Homes, p. 2 9 , van »¿^kinderen.
R *