
 
        
         
		had  bijgewoond,  bij  hetwelk  de  Köningen  van  Engeland,  van  Schotland,  vän  
 Sicilie  en  eene  menigte  andere  groote  Heeren  tegenwoordig  waren.  Zijn  lijk  
 werd  m  het' klooster  van  Keizerbosch  bijgezet;  dat  de  begraafplaats  der  leden  
 van  zijn  geslacht  werd.  . 
 Willem  III  liet  vijf kinderen  na,  waaronder  Gerard,  Heer  van  Wickerode,  
 Kranendonk  en  Eindhoven;  Margaretha,  echtgenoote  van  Albert  van  Voorne,  
 Burggraaf  van  Zeeland;  en,  dien  wij  in  de  eerste  plaats  hadden  moeten  noe-  
 men,  zijn  opvolger  Willem  IV. 
 Willem  IV,  Bidder,  Heer  van  Hoome,  Weert,  Nederweert,  Wessem  en  
 Altena,  na  den  dood  van  zijn  broeder  Diederik,  welke  in  1270  plaats  had,  
 erfde  ook  het  kasteel  Perweis  van  zijn  oom  Godfried,  die  zonder  mannelijk  
 kroost  overleden  was,  gelijk  wij  reeds  vroeger  medegedeeld  hebben. 
 Bij  het  leven  van  zijn  vader  droeg  Willem  IV  den  naam  van  Altena,  en  
 teekende  onder  dezen  naam  zeker  Charter  in  1253. 
 Ten jare 1271 gaf Jan I,  Hertog van Braband, aan Willem, Heer van Hoome  
 en  Altena,  bij  de leenen,  die hij  van  hem had,  84 ponden Leuvensche pennin-  
 gen,  jaarlijks  te  s Hertogenbosch  te  heffen  uit  de  regten,  die  Laet  en ge-  
 leyde  heetten. 
 In  zeker  stuk  leest  men,  op  verzoek van  den  Graaf van  Gelre en  den  Heer  
 van  Hoome,  dat  de  dorpen  Wessem,  Beegden,  Halen,  Hoome,  Buggenum,  
 Neer,  Geistingen  en  Ophoven  tot  het  land  van  Hoome  moesten  gerekend  worden, 
   en  dat  zij  onder  de souvereiniteit  van  den  Graaf van Loon  stonden ;  dat  
 het regt, om längs  de uitgestrektheid  dier  dorpen  in  de Maas  te  visschen,  aan  
 den Heer van Hoome behoorde, en dat hij,  of de  door hem aangestelde regters,  
 bevoegd  waren  om  de  op  deze rivier of hare beide  oevers begane  misdaden te  
 straffen. 
 Op  den  22  Maart  1279  bezegelde  Willem  mede het  Charter,  waarbij  Rei-  
 noud I,  Graaf van  Gelre,  zijne bescherming aan  de stad Duisburg  toezeide  en  
 haar  eenige  voorregten  schonk  (1). 
 Als  Heer  van  Hoome  was  hij  onder-Voogd van  de  abdij  van-Thom,  waar- 
 (1)  Lacokblet,  UrTcunäenbuch,  II,  435. 
 van  hij  bij  den dood zijns  yaders  het leen  bij  den Graaf van  Gelre  verhief.  Als  
 souverein  bekrachtigde  Reinoud,  de Graaf van  dat land,  op  den  12  December  
 1282,  bij  medebezegeling  van  Walraven,  Heer  van  Valkenburg,  Gozewijn,  
 Heer  van  Borne,  en  anderen,  de  acte  van  verkoop,  door Willem,  Heer van  
 Hoome,  in  overeenstemming  met zijn  zoon van  den  zelfden naam, aan de gees-  
 teiijke  zusters  te  Thorn,  van  de  belastingen,  die  hij,nuit  hoofde  van  de  voog-  
 dij,  geregtigd  was  van  de  daar  gevestigde  meijers  te  heffen, 
 In  1281  bezegelde  Heer  Willem,  als getuige,  het  Charter,  waarbij  Hertog  
 Jan  I  van  Braband  het  land  van  Breda  aan  zijnen  neef,  Heer  Aamoud  van  
 Leuven,  schonk. 
 De  zelfde  Heer  Willem  verleende  in  1285  aan  het klooster Keizerbosch,  in  
 tegenwoordigheid  en  onder  goedkeuring van Willem,  zijnen  oudstén  zoon,  het  
 patronaatregt  over  de  kerken  van  Hees  en  Leende. 
 Te  gelijk.met  Walraven  van  Valkenburg,  Walraven  van  Kessel,  Eroost van  
 Munster,  Gozewijn,  Heer van Borne,  en anderé  groote  Heeren,  was onze Willem  
 in  1286  borg  bij  het  huwelijkscontract van Reinoud  I,  Hertog  van  Gelre,  
 met  Margaretha  van  Vlaanderen. 
 In  den  hevigen  strijd om  het  bezit van Limburg,  na den  dood van deszelfs  
 laatsten  afzonderlijken  Hertog,  een  strijd,  geeindigd  door den bloedigen slag bij  
 Woeringen,  stond Willem  van  Hoome aan  de zijde  van  den Brabandschen Hertog  
 (1).  WpT.TBRS  meent,  tegen  het  door  van  hbelu  vermelde  in,  dat Willem  
 reeds  vroeger  Ridder  was  geworden  (2). 
 De voortdurende  naauwe band tusschen  Hoome en  Gelder bleek weder in Fe-  
 bruarij  1290,  toen  Heer  Willem  medebezegelaar  was  van  de  overeerikomst,  
 waarbij  Graaf Reinoud en  zijne echtgenoote Margaretha hun Graafechap voor den  
 tijd  van  vijf jaren  aan  Guy,  Graaf  van  Vlaanderen,  verpandden. 
 Ten  jare  1293  teekende hij  met Jan,  Hertog van Braband,  Everard,  Graaf  
 van der Mark, Walraven  van  Valkenburg en Gerard van Gulik het getuigschrift,  
 dat  de  Graaf  van  Vlaanderen  buiten  staat  was om  persoonlijk  hulde te komen 
 (1)  Zie J a n   v a n   h e e u j ’s   Slag van TVgeringen, uitgegeven door w ii/l e h s ,  bl.3I3en314. 
 (2)  Zie  zijne  Notice,  page  26.