
N° 2, een gouden moetoen ven de zplfde type als die van den Yiaamsehen
Graaf Lodewijk van Male.
Vz. Het schaap met den heiligpnschijn om den kop ; achter het dier het ver-
sierde kruisvaantje. Ter zijde van den voet des kruises staat :
2SRR DOR,
Het omschrift is als steeds :
KGR ? D SJ? OVI S TOLL S PSGC7Î 8 SIÎVDI | SPISSRHRS 8 ROB.
voor: Ague Dei qui tollte peccata mundi miserere nobis.
Op de kz. vertoonen zieh tussehen de beenen van het versiprde kruis, als op
de Ylaamsche nagevolgde munten, vier arendjes on niet even zoo vele leliën,
gelijk op de moetoenen van Frankrijk en Braband voorkomen.
Weegt 4,69 w., en ging in de Verzameling van Professor s e r r u r e over uit
die van den Heer e s d r ó te Amsterdam, in wieus Gatalogus de munt, door
mindere bekendheid der Bummensche munt in Noord-Nederland, niet juist
aangegeyen was.
Bij de mededeeling dezer beide munten in het vermelde Heel der Revue doel
de Heer c h a l ó n opmerken, dat de Bnmmensche navolgingen fraaijer zijn dan
de oprspronkeüjken, en dat zulks een groot denkbeeld geeft zoowel van de
praohtlipvendheid als van het tijdelijk vermögen van den Heer van Bummen.
N° 3 is eene navolging der deniers van Hertog. Jan II van Braband (zie onze
Munten van Braband en Iàmburg, Pl. VI, N° 3—5).
Op de vz. namelijk ziet men de klimmende leeuwen van Braband en Limburg
op een gedeeld wapenschild. Omschrift:
MOHS I RVM I SHSIS.
De kz. wordt door een. gevoet kruis in vier gelijke deelen gesqheiden. Tusschen
de beenen vertoonen zieh even zoo vele roosjes. Omschrift:
2SRR I OLD I VS 8 G I OMS.
Deze munt is het eerst door den Heer p b r r e a u uit de Verzameling van den
en afbeeldde in den te Gend uitgegeven Messager des Sciences historiques van 183.9, Deze
manten waren de talrijkste van Bnmmen, die wij, bij de eerste inzending dezer- Vej'liiin-
deling bij tevler’s Genootscbap, hadden opgespoord, hoewel tooh nog uit onze eigene
Verzameling vermeerderd.
Graaf de robiano uitgegeven in de Revue de la Nu/m. Beige, T. II (1846),
PI. V, N° 21.
N° 4, een leeuwengreot, in navolging der Brabandsehe en Vlaamsobe gesla-
gen, heeft op de vz. een klimmenden leeuw binnen eenen' geborduurden rand
met twaalf sobildjes; in het bovenste bevindt zieh een leeuwtje; op de ovefige
een bloemsieraad. Omsehfift:
>J< ° MORET75 RVME (de beide laatste letters aaneen) R'
Op de kz. leest men in den binnensten rand tauschen de beenen van een
gevoet kruis: *
7TRR | O' o m ! a> DO I MRI
Hetgeén- zal moeten geleZeä worden: AMoldi (de) Quabe&e dontm. Muflí- van
Aarnoud, Heer van Quabeke.
In den buiteürand Staat :
(fr BHÜMOWV 1 SIT ? enz.
Z. weegt 2,5' w. in het Köninklijk Käbinet en 2,6’ in’ dat der Leidsche Hoo-
geschoet.
Deze én éen aan tal der v tilgende munten zijn vroeger bekend gemaakt en af-
gebeeld doór Professor UerbUrE té Génd in den Messatget des Sciences et des
Arts van 1839,
N° 5 , een dito groöt , heeft- rondom den léeuw het door den Heer w o lte rs
Op de Franken tóegOpaste (zie boven bl. 249):
(fr MORST TS * PRTSR' R'
Op de kz. Staat in den birinenrand:
. . 2! ] RHO | Ii DE | RVM! |i Ol *«Í
doch zóó geplaatst, dat het de Vlaamsehe grooten als op den voet navolgt.
Z. weegt 2,9 w. in het Köninklijk Kabinet.
N" 6, eene dito munt, heeft alleen het ondOfscheid dat op de vz. gezien wordt:
FRÄRC D'
Hier weder, even als bij: de N-° 5, wäarsehijhlijk om het FL2SRD- der Vlaam-
sohe grooten na te bootsen.
Z-. weegt 3,1 W. eh bevindt- zieh in de Verzhmeling van den Heét uaUtce te
Leeuwarden-; zij is ook afgBbeeld in de Reime, Deel1 XI (1855), Ffeä®)} N° 26.
33*