
 
        
         
		hem  in  onderhandeling,  waarna  Walram  zieh  verbond  om,  ter  zake  van  hot  
 Hertogdom  Limburg, niet meer tegen Braband te zullen oorlogen.  Doch in den  
 slag  van  Woeringen,  die in  1288 plaats had,  voerde Walram  van  Valkenburg  
 een  groot  aantal  Ridders  tegen  den  Hertog aan;  hij  verrigtte,  hoewel vruchte-  
 loos,  wonderen  van dapperheid,  en was de eenige die,  na den  slag,  den  over-  
 winnaar  weigerde  te  huldigen.  Om  hem,  na  zijne slaking,  magtig te maken  
 en  den  Brabanders  veel  afbreuk  te  doen,  gaf de  Gravin van Viaanderen  hem  
 het  bestuur over het Graafsehap  Namen.  De Hertog deed  van  zijne zijde, met  
 eene groote legermagt,  eenen  vernieuwden inval in het  land van  Valkenburg en  
 brandde  en  verwoestte  er  zoo  veel  hij  kon;  later sloeg hij  ook het  beleg  voor  
 het kasteel van  dien naam.  Walram moordde  en blaakte op zijne beurt in Bra-  
 brand,  zoodat  de  Hertog  genoodzaakt  werd  naar  zijne  Staten terug te  keeren. 
 Getrouw aan zijn bondgenootschap met den gevangen Graaf van Gelre, wendde  
 Walram  alle pogingen  aan tot diens verlossing en  sloot ten dien einde een bondgenootschap  
 met  Viaanderen;  doch het was Klips  IV,  Koning  van  Frankrijk,  
 die  de  slaking  der  boeijen  van  den  Gelderschen  Graaf tot  stand  bragt. 
 De  onrustige  Walraven  werd  door  Diederik II  opgevolgd.  Deze  liet  twee  
 zonen  na,  Reinoud,  die  hem  in  het  bestuur  over  het  land opvolgde,  en Jan,  
 Heer  van  Sittard  en  Born. 
 Reinoud  verwekte  in  eerste huwelijk  bij Maria van  Bautersem,  onder anderen, 
   Walraven,  die  in  1829  bij  de  verdediging  van  het'voorouderlijk kasteel  
 sneuvelde,  en  Diederik,  die zijn  väder opvolgde.  Reinoud  werd  weldra in een  
 oorlog  gewikkeld,  vermits  hij  partij  had  gekozen  voor  Frederik,  Aartshertog  
 van  Oostenrijk,  en  te Bonn,  bij  diens krooning tot Keizer,  was  tegenwoordig  
 geweest;  eene  andere  partij  kroonde  bijna  gelijktijdig  Lodewijk,  Hertog  van  
 Beijeren, te  Aken.  Beide de partijen benadeelden elkander zoo veel slechts mo-  
 gelijk.  Reinoud was echter overal de eerste en  hevigste.  Weldra  brak er  een  
 openlijke  oorlog  uit.  Eens  dat  Reinoud,  die  den  Graaf van  Gulik  vroeger in  
 eenen  twist met de stad Aken ondersteund had,  doch  thans in  vijandschap  met  
 hem  verkeerde, in het land  van  Gulik aan  ’t verwoesten, branden  en plünderen  
 was,  overviel hem de  Graaf,  nam hem in eene schermutseling gevangen en sloot  
 hem  in  het  slot Nydecken  op.  Alleen  op  zeer vemederende  voorwaarden kon 
 hij  zijne  vrijheid  herkrijgen.  Reinoud  bezwaarde  (na  met  de  dochter  van  den  
 Guliksehen  Graaf  Gerard  IV  in  het  huwelijk  te  zijn  getreden),  om  aan  deze  
 voorwaarden te  kunnen  voldoen,  niet alleen  zijne eigene onderdanen,  maar  ook  
 de Brabanders,  Want hij  eischte  schatting  van de kooplieden  die Maastricht verbeten  
 ,  en  beroofde  de  eigendommen  van  de ingezetenen  dier stad.  De Hertog  
 ,  hierover  in  gramsehap  ontstoken,  verbond  zieh  met  den  Bisschop  van  
 Luik,  bestormde  en  verbrandde in  1318  het  slot te Haren,  bemagtigde de stad  
 Sittard,  het kasteel van Heerlen en  andere plaatsen.  Reinoud,  ziende waartoe  
 het gekomen was,  verzoende zieh  met den Hertog,  die  daarbij  bedong,  dat hij  
 alles  zoude  mögen  behouden  wat hij  verloren  had  (dus  ook  de stad Sittard en  
 het  kasteel' van  Heerlen-),  en  dat  Reinoud  ’sTIertogs  onderdanen voortaan in  
 rust  zoude laten;  mögt hij  daarin te kort sehieten,  zoude  hij,  bij  de  eerste öp-  
 roeping,  zieh naar Leuven begevem;  Doch  Reinoud hegon  weder als vroeger te  
 handelen.  De  Hertog  dagvaardde  hem  te  Leuven ,  aan  welke  dagvaardmg  hij  
 door  het  döen  oprukken  van  krijgsbenden  nadrnk bijzette.  Nu  werd  Reinoud  
 op  het  kasteel" van  Genappe  gevangen  gezet,  waar  hij  tot  in  1326  moest ver-  
 blijven.  Andermaal  verkreeg  hij,  en  wel  door  voörspraak  van  den  Graaf van  
 Gelre  (anderen  schrijven  van  den  Graaf van  Luxemburg  en  Koning van Boheme), 
   zijne  vrijheid,  op  voorwaarde  dat  hij  zieh  bij  de  eerste  oproeping weder  
 te Genappe in gevangenschap zoude begeven,  op  verbeurte  van  20,000  ponden  
 Leuvensche  penningen.  Voor  deze  som  bleven  de  Graaf  van  Gelre  en  zijne  
 overige -vrienden  borg.  Doch  de  trouwelöoze  Reinoud  bekreunde  zieh  weldra  
 niet  meer  om  de  bedongene  voorwaarden  en  vervolgde  de  Brabanders,  in  het  
 bijzonder ook de  door hem gehate Maastriehtenaars, waar hij  slechts kon.  Naar  
 Genappe  opgeroepen,  verscheen  hij  niet.  .Daarop  besloot  de  Hertog ,hem  met  
 geweld  ten  onder te  brengen.  In  1327  sloeg  hij  het  beleg  voor  Valkenburg.  
 Het stadje,  dat  goed versterbt was,  werd  door Reinoud en zijne vrienden  dapper  
 verdedigd.  Eindelijk  echter  konden  de- belegerden  het niet  langer uithou-  
 den,  en  kwam  men  overeen-  de  wallen  en  poorten  der  stad  te  zullen  siechten  
 en  het geschil aan  de uitspraak van den Luxemburgschen Hertog (tevens Koning  
 van  Boheme)  over  te  laten.  De  stad  werd  dan  ontmanteld,  maar  nademaal  
 men  het over de  soheidsregterlijke uitspraak  niet eens konde worden,  versterkte